De Porsche 912 was ooit succesvoller dan de 911. Toch wat de verkoop betreft. Hij kostte dan ook 100.000 frank minder dan zijn grote broer, en zag er net zo snel uit. Een terugblik.
Van zes naar vier
Downsizing was bij Porsche 50 jaar geleden al een trend. Alleen ging het toen niet om het verbruik. In 1965 werd de meer betaalbare versie van de 911 met achteraan een 90-pk viercilinder gelanceerd. Die moest klanten lokken die voor de zescilinder in de 911 niet extra wilden of konden betalen. Want goedkoop kon je de 911 niet noemen. Voor wat je daarvoor moest neertellen kon je net zo goed vier VW Kevers of een Mercedes 230 SL (die trouwens krachtiger was) kopen.
Fans van de Elfer trokken hun neus op voor de zwakkere Porsche. En toch bleek de 912 een succes. In zijn introductiejaar werden er 6.401 exemplaren van het model met ‘slechts’ vier cilinders verkocht. Van de Porsche 911 werd er slechts ongeveer de helft verhandelt dat jaar.
Looks van de 911 voor de prijs van een 356
Tijdens zijn loopbaan moest de 912 het opnemen tegen geduchte tegenstanders zoals de BMW 2000 CS, BMW 1600 GT, Alfa Romeo Spider, Alpine A 110, Fiat 124 Sport/Spider, Glas GT en Lotus Europa. De vakpers van die tijd was behoorlijk lovend. Vooral het comfort van de 2+2 coupé werd geprezen. Eindelijk een Porsche waarin ook een man van twee meter probleemloos past, luidde het. Minder enthousiast waren de journalisten dan weer over de overgevoeligheid voor zijwind en het kabaal dat de motor tegen ‘hoge’ snelheden produceert. Vanaf 140km/u zou het onmogelijk geweest zijn om een gesprek te voeren, laat staan naar de radio te luisteren. En of de auto nu uitgerust was met de standaard vijf- of de optionele zesbak, dat maakte helemaal geen verschil.
Maar om de Porsche 912 aan die snelheid te krijgen, had je best wat geduld. Of toch in vergelijking met zijn iets vlottere voorganger, de Porsche 356 SC. Een topsnelheid van 185 km/u was ook een halve eeuw geleden niet sensationeel, maar het volstond wel voor de linker rijstrook op de snelweg.
In vergelijking met zijn grote broer stond de 912 te boek als zuinig. Volgens het boekje dronk hij 8,5 liter super per 100 kilometer. In de praktijk lag dat op 11 à 12 liter, maar de klanten klaagden niet over dat verschil. Bovendien scoorde de 912 bij het grote publiek omdat hij weinig onderhoud behoefde en als hij dan wel naar de garage moest dan vielen de kosten best mee.
Porsche 912 Targa
Naast de coupé stond vanaf 1967 een nieuw soort cabrio-concept in de catalogus. In de Targa moest een stalen veiligheidsbeugel de inzittenden beschermen. Bovendien gaf de opvallende rollbar betaalbare stabiliteit aan de cabriolet. Bij het ontwerpen van de coupé hadden ze bij Porsche namelijk nog niet aan een open versie gedacht. En koestwerkverstevigingen achteraf zouden een grote hap uit het ontwikkelingsbudget genomen hebben.
Het einde
Een facelift in 1969 (6cm extra wielbasis, bredere spatbordranden en andere knipperlichtunits) kon niet meer baten. Een paar maanden later werd de viercilinder bedankt voor bewezen diensten. In zijn hoogdagen was de 912 goed voor 50% van de verkoop bij Porsche en dat was geslonken tot 15%. De concurrentie met de in 1967 verschenen 911 T was hem fataal geworden.
Vooral in de VS werd er echter duchtig gerouwd om zijn vertrek. Daarom schonk Porsche midden jaren zeventig een revival-editie aan de Amerikanen. Wederom viercilinders en de looks van de toenmalige actuele 911. Maar die 912E hield het slechts een jaartje vol. In 1976 moest hij baan ruimen voor de Porsche 924.