Bugatti staat te boek als een van de meest succesvolle fabrikanten aller tijden als het op autoracen aankomt. In slechts een paar decennia werden duizenden races gewonnen, waarvan ongeveer tweeduizend met de Type 35, wellicht de meest succesvolle raceauto ooit gebouwd. In betere tijden won de constructeur gemiddeld veertien races per week. Al kwam er een einde aan het succes na het overlijden van oprichter Ettore Bugatti in 1949, veertig jaar na de oprichting van het bedrijf. De merknaam verdween vervolgens in de annalen van de geschiedenis, tot Romano Artioli in 1987 het roer overnam. De Italiaanse zakenman liet een fabriek optrekken nabij Modena, waar ook Ferrari en Maserati gevestigd zijn. Bugatti Automobili SpA, zoals het bedrijf voluit heette, nam vervolgens de ontwerpers van de Lamborghini Miura en Countach onder de arm om zo Artioli's droom te verwezenlijken.
Het debuut
Op 15 september 1991, precies 110 jaar na de geboorte van Ettore, was het zover. In Parijs kon de wereld voor het eerst in veertig jaar met een nieuwe Bugatti kennismaken. De EB110 werd vanwege zijn zachte vormen als minder agressief beschouwd dan bijvoorbeeld de Lamborghini Diablo, maar sportieve aspiraties werden in geen geval onder stoelen of banken gestoken. En als kers op de taart ontwikkelde Bugatti een van de meest geavanceerde aandrijflijnen die ooit in een productiewagen werd ondergebracht. Vlak achter de bestuurder lag een 60 kleppen tellende 3,5l V12 in de beugels te ronken, aangeblazen door vier turbo's, wat ongezien was in die tijd. Via een handmatige zesbak stuurde de centrale niet minder dan 561pk naar alle vier de wielen.
Om de zeer complexe aandrijflijn effectief te kunnen gebruiken werd alles in het werk gesteld om de EB110 zo stijf en zo licht mogelijk te maken. In samenwerking met het Franse Aerospatiale (ontwerpers van de Concorde) werd een volledig uit koolstofvezel opgetrokken monocoque ontwikkeld, destijds alweer een unicum voor productieauto's. Het motorvermogen ging voor 73% naar de achterwielen om de ideale rij-eigenschappen te creëren en grote Brembo-schijven werden gemonteerd om de geweldenaar gecontroleerd tot stilstand te brengen.
Naar honderd spurten lukte in 4,9 seconden en pas bij 343km/u hield de acceleratie op. De EB 110 nam dus de fakkel over van de Ferrari F40 als snelste productieauto ooit. Een titel die hij amper een jaar later moest afstaan aan de Jaguar XJ220, die 'm op zijn beurt aan de McLaren F1 moest overhandigen. Desalniettemin ging Bugatti ermee de geschiedenisboeken in.
Super Sport
Een jaar na de lancering werd de Super Sport (ook Sport Stradale) geïntroduceerd. Deze nog fellere versie was van alle luxe gestript en tikte 150kg minder aan op de weegschaal dan de 'gewone' EB110. Na wat gesleutel aan de turbo's en het motorblok braakte de motor 650pk uit, en om de boel nog wat spannender te maken werden de paarden enkel op de achteras losgelaten. De sprinttijd werd ingekort tot 3,2 seconden en de top vastgesteld op 357km/u. Michael Schumacher bestelde indertijd een knalgeel exemplaar van de SS. In 1994 werd ook een raceversie ingezet tijdens de 24 Uren van Le Mans. De bolide in kwestie eindigde vijfde in de GT1-klasse en slaagde erin de volledige race uit te rijden.
Geen succes
Ondanks de naam, snelheid, exclusiviteit en geleverde techniek werd de EB 110 geen succes. Tenslotte ging het Europa na de lancering op economisch gebied niet voor de wind en bleek het prijskaartje van $350.000 zelfs voor de rijkeren der aarde een brug te ver. De productie bleef steken op 95 GT's en slechts 31 SS-en.