Net na de Tweede Wereldoorlog verrees niet alleen het oude Europa, maar ook z'n auto-industrie uit de as. En er is na in die naoorlogse periode behoorlijk wat autogeschiedenis geschreven. In 1948 werd zo de eerste Land Rover gebouwd. Een model waarvan de nazaat onder de naam Defender nog steeds overleeft.
De geestelijke vader van Land Rover is de Brit Maurice Wilks. Hij was werkzaam als ingenieur bij Rover en bezat een stuk land dat hij met een tijdens de oorlog gebruikte Willys Jeep bewerkte. Die was echter aan vervanging toe, en Wilks wou een model dat niet alleen op het terrein uit de voeten kon, maar ook af en toe de tractor kon uithangen. De overlevering wil dat hij het model voor het eerst schetste in het zand van Red Wharf Bay in Anglesey. Het project werd in 1947 goedgekeurd door z'n broer Spencer Wilks. Die was destijds de baas bij Rover. Het model werd Land Rover gedoopt en er werd een prototype gebouwd op basis van de eerder al genoemde Willys. Omdat er in het naoorlogse Europa een staaltekort was, bouwde men een koetswerk in aluminium. Dat was immers wel voorhanden. Bovendien is het lichter en resistent tegen roest. Snel zo'n werkpaard op de markt gooien kwam Rover overigens goed uit, want het werkte nog aan de ontwikkeling van nieuwe personenwagens, wat langer duurde.
450 Britse Ponden
De productie ging van start in Solihull in de zomer van 1948. Het model werd destijds aangedreven door een 1.595cc benzinemotor. Het originele model had permanente vierwielaandrijving, beschikte over een reductiebak voor zwaar terrein én was uitgerust met een koppeling voor landbouwwerktuigen. De Land Rover had een wielbasis van 80 inch en koste 450 Britse Ponden. Het eerste jaar werden er 1.758 van gebouwd. Tijdens z'n tweede jaar waren dat er 12.395 en in 1949 16.795. De Land Rover werd in eerste instantie als een open tweezitter gebouwd.
Een eerste poging om een meer comfortabele versie te bouwen kwam al in '48, met een gesloten versie die zeven personen kon huisvesten. Het koetswerk werd door Tickford gebouwd. In Engeland moest je er aankooptaks op betalen, waardoor die heel duur werd, en nauwelijks afnemers vond. Maar er werden er wel geëxporteerd naar de VS, wat cruciaal was voor het afbetalen van Het Rijk z'n oorlogsschulden. Het Britse leger bestelde z'n eerste Land Rovers al in 1949, omdat ze makkelijk voor bijna elk doel omgebouwd konden worden.
Blijven aanpassen
In 1950 onderging de Series I z'n eerste grondige wijziging. De permanente 4x4-aandrijflijn werd toen vervangen door een meer conventioneel systeem met een inschakelbare voortrein. Twee jaar later werd de 1.6l vervangen door een krachtiger 2.0l. Van de eerste serie werden er ruim 200.000 stuks gemaakt. In 1958 volgde de tweede serie, die herkenbaar was aan z'n koetswerk met afgeronde schouders. De motor was vergroot tot 2,25l en er was ook een dieselcentrale. In 1971 volgde de Series III, met onder meer een gerestyled front en een volledig gesynchroniseerde versnellingsbak. Het model onderging continu kleine aanpassingen.
Nieuwe naam
In de jaren '84 en '90 waren de aanpassingen grondiger. In het eerste geval werd de Land Rover hernoemd tot Land Rover 90 en in het tweede geval kreeg hij z'n huidige naam; Defender. Voor het eerste miljoen exemplaren nam het merk de tijd tot 1976. De Land Rover toonde zich al die tijd bijzonder robuust. Het overgrote deel van de haast twee miljoen gebouwde oer-Land-Rover is nog steeds in gebruik. Sommige exemplaren van de eerste serie die in begin jaren '50 naar Costa Rica werden verscheept om ingezet te worden op de koffieplantages, worden er jaar en dag gebruikt.