Als we over voorwielaandrijving praten, dan kronkelt het collectieve geheugen algauw richting Citroën. Dat lanceerde in de jaren dertig met de Traction Avant immers een succesvol én veelvuldig geconserveerd model dat de indruk wekt dat voorwielaandrijving uit het brein van de Fransen is ontsproten. In realiteit was het het Duitse DKW, waarvan Audi de erfgenaam is, dat de sprong voor het eerst waagde. Dat gebeurde 83 jaar geleden. De Traction bezegelde aanvankelijk zelfs het lot van Citroën. Dat merk had immers verzaakt de voortrein van hun grote limousine van gecompliceerde en dure gewrichten te voorzien. De kosten van de herstellingen onder garantie leidden zelfs tot het faillissement. Terwijl verderop, in Duitsland, DKW wél hoogwaardige componenten gebruikte en dat al op de F1 (met de F van “Front”) uit 1931.
DKW werd in 1928 opgericht en nog datzelfde jaar kocht het Audi op. Het bedrijf vestigde snel een reputatie als specialist in motorfietsen (in de jaren ’30 waren ze zelfs wereldwijd marktleider), maar bouwt ook wagens met een tweecilinder tweetaktmotor. Aanvankelijk hebben die – zoals alle andere automobielen uit het tijdperk - achterwielaandrijving, tot in 1931 de F1 als eerste in grote serie gebouwde voorwielaandrijver opduikt. Vandaag laten we je daarmee kennismaken.
Deze DKW F1 werd in 1996 als wrak teruggevonden in Chemnitz. Hij is ter plekke gerestaureerd door ingenieur Frieder Bach, in wezen een motorfietsenspecialist die zich ermee aan zijn eerste auto waagde. Dit exemplaar heeft een roadster-koetswerk met een opvallend brede kap. Dat is nodig om twee inzittenden voldoende schouderruimte te geven in het kleine houten koetswerk. Opmerkelijk detail; het groene Skai (kunstleder) dat de houten koetswerkpanelen bedekt en voor vocht afschermt is afkomstig van een rol van dit materiaal dat ontdekt werd in zijn originele verpakking uit de jaren ’30 en bestemd was voor… DKW.
De motor is in wezen die van een motorfiets: het gaat om een gewillige tweetaktkrachtbron met 2 cilinders-in-lijn met een cilinderinhoud van 584cc (boring/slag: 74/68mm). Het blokje stuurt 15pk door een nauwelijks gesynchroniseerde bak met drie vooruitversnellingen. Ondanks z’n (destijds volstrekt normale) dunne bandjes en z’n bedenkelijke baanvastheid, is het in de praktijk een zeer voorspelbaar en veilig basisvervoermiddel gebleken. Dankzij z’n voorwielaandrijving. Hij was met een prijskaartje van anderhalf jaarloon van een arbeider in z’n tijd ook zeer betaalbaar. Deze kleine auto – de smart van z’n tijd – hielp Duitsland in de jaren 30 mee uit de crisis waarin het na WO I in verzeild was geraakt.