Net voor we 2014 afsluiten richten we onze blik op een stukje technologie dat z'n vijfentwintigste geboortedag viert. Dat van de navigatiesystemen. Van onbestaande tot niet meer weg te denken. En z'n rol wordt in de toekomst alleen maar groter...
In den beginne
Toen de eerste zelfstandige navigatiesystemen op de markt kwamen, was het nog puzzelen geblazen. Een kompas wees de weg en die sloeg samen met wielsensoren informatie in vastgelegde wegenkaarten op. Via een monitor kon de bestuurder zijn positie in het wegennet bepalen, pijlen informeerden over het verdere verloop van de route.
Zowel de in 1983 door Blaupunkt voorgestelde "Elektronische Verkehrslotse für Autofahrer", een loods voor de automobilist dus, als ook de "Travel Pilot IDS" van Bosch werkten met deze technologie. In serieproductie ging het Bosch-systeem pas in 1989 - het werd het eerste Europese navigatiesysteem.
Technologie wordt nauwkeuriger, eenvoudiger en goedkoper
Bij zijn lancering kostte het Eva-systeem ongeveer 7.000 Mark, zowat een halve auto. Maar de prijs was niet het enige obstakel dat het aanvankelijk voor de techniek moeilijk maakte om door te breken. Het beeld op de 4,5-inch monitor was verwarrend, het wegennet slecht in kaart gebracht en de routeberekening verliep tergend langzaam. Dit alles zorgde ervoor dat het eerste navigatiesysteem op de particuliere markt geen draagwijdte had. In plaats daarvan waren beheerders van een groot wagenpark de eerste klanten, bijvoorbeeld de brandweer van Los Angeles, de post of ook hulpdiensten.
Pas het - zij het beperkte - gebruik van satellietgegevens die oorspronkelijk voor militaire doeleinden ontwikkeld waren (Global Positioning System) heeft ervoor gezorgd dat de technologie niet alleen nauwkeuriger, maar ook gemakkelijker en goedkoper werd. Halverwege de jaren negentig, waren de prijzen voor een navigatiesysteem naar ongeveer € 4.000 gezakt. Een bedrag dat alleen kopers van luxe modellen bereid waren te besteden. In de optielijst van de constructeur verscheen elektronische navigatie voor het eerst in 1994 in de toen nieuwe BMW 7 Serie.
Op 2 mei 2000 gaf het Amerikaanse leger de gps-signalen eindelijk vrij zonder beperkingen. Van nu af aan was navigatie puur op basis van gps-gegevens in de auto mogelijk, waardoor de systemen betaalbaarder werden. Geïnstalleerde navigatiesystemen gingen steeds vaker tot de standaarduitrusting behoren en groeiden uit het centrale deel van de autocockpit. De geschiedenis van de gps volgt dus dezelfde weg zoals vele andere opties die ooit duur en exclusief waren. Denk maar aan veiligheidstechnologieën zoals autogordels, airbags, het anti-blokkeersysteem ABS en ESP stabiliteitscontrole. Dergelijke snufjes startten in de hogere klasse en eindigden uiteindelijk als wettelijke norm.
Smartphones wijzen de weg
De geïntegreerde navigatiesystemen deed de verkoop van mobiele gps-apparaten, die je een tijdje tegen elke voorruit geplakt zag, kelderen. De komst van smartphones met internetconnectie betekent opnieuw geduchte concurrentie voor de ooit zo populaire TomToms of Garmins. Steeds meer autofabrikanten bieden vandaag, vooral in het segment van de kleine en compacte auto's, liever oplossingen aan die navigatie-apps van een smartphone op het dashboardscherm kunnen aansluiten. Wat weliswaar nog niet altijd zonder foutjes functioneert, maar het verbetert zienderogen.
De hoop ligt bij het autonome rijden
Het Zwitserse bedrijf Garmin geeft toe dat de navigatiebusiness onder hoge druk staat door de komst van de smartphone. Garmin verkocht in het derde kwartaal van 2014 voor de zoveelste periode op rij opnieuw minder gps-toestellen. Hun omzet in dit segment daalde met vijf procent. Ook bij TomTom krimpen de verkoopcijfers, althans wat de draagbare navigatiesystemen voor in de auto betreft.
Maar omdat de meeste autofabrikanten tegenwoordig intensief inzetten op de (verder)ontwikkeling van het autonome rijden, spelen de navigatiesystemen weer in toenemende mate een grote rol. Zonder gedetailleerde kaarten heeft autonaam rijden namelijk geen kans op slagen. Net daarom werkt TomTom nauw samen met Bosch en Volkswagen en net daarom ontwikkelde Continental samen met Nokia uiterst nauwkeurige kaarten voor auto's die over een automatische piloot beschikken.
Een gps-blik in de toekomst
Vooraleer het zover is dat auto's daadwerkelijk zelfstandig rijden, zal het minstens 2020 zijn. Een eerste voorwaarde is het internet naadloos in de auto brengen en de vele systemen aan elkaar koppelen. De in real-time uitwisseling van allerlei informatie met de zogenaamde clouds, lokale gegevens, moet nog op punt gesteld worden. Continental werkt daarom samen met de IT-gigant IBM om automobilisten over het weer, ongevallen of files nauwgezet te informeren. Het reikt dus veel verder dan louter navigatie. Op die manier zal zowel het voertuig als ook de bestuurder zich vroegtijdig kunnen voorbereiden op de geplande route en dus in staat zijn actief het brandstofverbruik te verminderen. Wat in tijden van steeds strengere EU-emissienormen veelbelovend is.
Net zoals Continental werkt ook pionier Bosch aan de integratie van navigatie in de digitale systemen. De gps meldt dan gevaren, zoals een ijzige brug of de staart van een file. Geoptimaliseerd met behulp van 3D-routeprofielen helpt hij je sneller en nauwkeuriger schakelen, waarschuwt hij voor bochten die te scherp zijn voor je tempo op dat moment of leidt indien nodig de chauffeur naar het goedkoopste tankstation.
De huidige generatie gps-apparaten beschikt trouwens al over sommige van deze functies. Zo beheert de Mercedes S 500 Plug-in Hybrid zelf met vooruitziende blik zijn batterijmanagement. Als de gps bijvoorbeeld een bestemming in een stad aanduidt, dan behoudt hij zonder tussenkomst van de bestuurder voldoende energie in de accu om puur elektrisch de laatste kilometers in de stad af te leggen. Voorlopig werkt dergelijke slimme navigatie-technologie alleen in dure luxe sleeën die minstens € 110.000 kosten. Maar dat ze er ook in veel goedkoper voertuigen aankomen, staat vast - en daar zullen we niet nog eens 25 jaar op hoeven wachten.