De Britse nicheconstructeur Bristol, een afsplitsing van de gelijknamige vliegtuigbouwer, houdt zich sinds de jaren ’70 bezig met de constructie van luxewagens in zeer kleine oplagen. Modellen die sinds de begintijd op niets anders dan de noodzakelijke aanpassingen getrakteerd werden. Sinds 2003 heeft het merk ook een heuse supersportwagen in de catalogus; de Fighter. Niet alleen de naam, maar ook de vormgeving legt de link met de know-how die het bedrijf in de luchtvaart verzamelde. Daardoor is de Fighter voor een wagen van dit caliber excentriek gelijnd en eerder lang en smal. Onder de kap vooraan huist een 8.0l V10 die we ook kennen uit de Dodge Viper. Bristol puurde 558 paarden uit dat blok. Vanaf biedt de constructeur ook een aangepaste ‘S’ versie aan met 660pk. Daarvoor werden onder meer de cilinderkoppen, de kleppen en de compressie aangepast. De laatste 32 paarden komen vrij bij hoge snelheden dankzij een aërodynamisch gegenereerde overdruk. Over de prestaties doet de constructeur eerder geheimzinnig, maar de versie met 558pk spurt reeds naar 100km/u in een tel of 4 en heeft een topsnelheid van ongeveer 330km/u. Tussen het motorblok en de aangedreven achterwielen zit een handbediende zesversnellingsbak of een viertrapsautomaat.
Voor het standaardmodel of de meer gepeperde S-uitvoering maakte het merk twee optiepakketten. Wie een ‘R’ aan de specificaties wil toevoegen krijgt 19-duims lichtmetalen velgen, een 10mm lagere ophanging en aanpassingen aan caster en camber. Om plaats te maken voor de grotere wielen moest de uitlaatlijn wijken. De spruitstukken bevinden zich daardoor voor de achterste wielkasten. Het C-pakket omvat een cracetankdop, een nog 5mm lagere afstelling en aërodynamische wijzigingen die de neerwaartse druk verhogen.