We reden met de goedkoopste Fox van allemaal, de 1.2l driecilinder, die volgens de verwachtingen van importeur D’Ieteren goed zal zijn voor 60% van de verkoopsaantallen. Al bij een eerste kennismaking merken we op dat VW koos voor de gebruikelijke bedieningselementen dus je voelt je meteen thuis. Het interieur biedt plaats aan vier personen en oogt opvallend ruim. Dat heeft niet zozeer met de lengte van 3,80m, dan wel met de breedte van 1,66m en de hoogte van 1,54m te maken. Je zit dus niet beklemmend dicht tegen de persoon naast je. De stoelen zijn wat hoger opgesteld. Dat bespaart plaats in de lengte en daardoor zou je korte ritten met vier volwassenen kunnen plannen. De kofferinhoud van 260l is verdienstelijk. Bovendien is de achterbank over een afstand van 15cm verschuifbaar en kan de rugleuning ervan in twee gelijke delen plat gelegd worden. Dan stijgt de laadcapaciteit tot 1.016l.
De driecilinder komt verassend beschaafd tot leven en tijdens het voorgeschotelde testparcours bleef het werkingsgeluid verassend laag, al hebben we geen autostradesnelheden gehaald. Die 1.2l voelt vinniger aan dan hij in realiteit is; de topsnelheid bedraagt 148km/u en 100km/u staat ten vroegste na 17,5 seconden op de teller. Het beschikbare koppel bedraagt 106Nm en de vermogenscurve piekt op 55pk. Voor de voortrein werd een McPherson-architectuur gebruikt terwijl we achteraan een constructie vinden met koppelstangen die afkomstig is van de Polo. De afstelling ervan bleek, in tegenstelling met die van menig andere VW, zeer efficiënt. De Fox onthoudt zich van storende pompbewegingen en stuurt dankzij de elektrohydraulische stuurbekrachting licht en behoorlijk snedig. Ook een slecht wegdek wordt goed verteerd. De rolgeluiden bleven binnen de perken, maar de uitgebreide test moet daarover uitsluitsel brengen. De 1.2l heeft geen grote dorst; 6l volstaat voor de gemengde cyclus.