Al jaren kondigt Europa de teloorgang van de verbrandingsmotor aan. De toekomst wordt elektrisch. Alléén elektrisch, want het voorstel liet nauwelijks ruimte voor technische diversiteit. Alleen voor een waterstofauto met een brandstofcel kon een uitzondering voorzien worden. Eigenlijk is dat ook een elektrische auto, maar eentje die zelf z'n stroom maakt. Midden februari keurde het Europese parlement het verbod op de verkoop van brandstofmotoren in de EU definitief goed. Na 2035 zouden die niet meer in nieuwe auto's mogen zitten. Meteen reden genoeg voor politiek en media om de overeenkomst in steen te beitelen. Na het Europese parlement moet immers alleen de Europese Raad z’n goedkeuring geven - iets wat wordt aanzien als louter een formaliteit. De Raad volgt traditioneel de beslissing van het parlement. Maar niet deze keer. De verplichte elektrificatie krijgt er een ‘njet’. Of liever: een ‘nein’.
Duitsland ligt dwars
Om te begrijpen wat er precies aan de hand is, moet je de beslissing van Europa eigenlijk opsplitsen in twee componenten. De eerste is het feit dat auto’s geen CO2 meer mogen uitstoten. De tweede is de verplichting om die doelsteling te realiseren door de elektrische auto te verplichten. Over het eerste is eigenlijk weinig discussie: als autorijden kan zonder uitstoot dan is dat iets waar iedereen achter kan staan. Het tweede - de verplichting om elektrisch te rijden - kon op veel minder bijval rekenen. Om velerlei redenen. Die gaan van aanhoudende twijfel over de milieu-impact van de productie van de elektrische auto, over praktische bezwaren (hoe krijg je het in godsnaam geregeld), economische hordes (massaal jobverlies), geopolitieke risico’s (China), tot het feit dat elektrisch autorijden het probleem van de CO2-uitstoot grotendeels verplaatst naar de elektriciteitsproductie (in sommige landen zou een gereden kilometer zelfs minder CO2-vriendelijk worden).
“De toekomst van de auto moet technologieneutraal zijn”Al het bovenstaande leidde al tot barsten in het originele akkoord. Enkele landen waren categoriek tegen. De belangrijkste daar: Italië. Uiteindelijk werden in de tekst eerst evaluatiemomenten ingebouwd en werden vervolgens enkele regels toegevoegd die de deur open zouden zetten voor andere technologieën dan de elektrische auto. Zoals gezegd: daar werd vooral waterstof geviseerd. In die vorm werd het akkoord door het Europese Parlement goedgekeurd. Met een stemmenmarge van niet eens tien procent. Een veeg teken, zo blijkt nu. Daarna keerde Duitsland z’n kar. Het wilde geen tekst goedkeuren die ertoe zou leiden dat de elektrische auto verplicht zou worden. De toekomst van de auto moet 'technologieneutraal' zijn.
Wat staat in het nieuwe akkoord
Inmiddels is een nieuw akkoord in de maak, met een tekst die wél een meerderheid van de stemmen zou kunnen krijgen. Maar voor de duidelijkheid: er volgt nog een vechtronde met de negenkoppige draak die de Europese politiek is. Wat staat in die nieuwe tekst? Wel, om te beginnen is er nu sprake van CO2-neutraliteit bij de uitstoot van auto’s. Dat is een verschil met “er mag niks uit de uitlaat komen”. Een auto mag na 2035 wél nog een uitlaat - en dus een verbrandingsmotor - hebben. Alleen zal hij moeten rijden op zogeheten e-fuels. Dat zijn brandstoffen die niet afkomstig zijn van olie. De CO2 die ze uitstoten zal bij de productie uit de lucht gewonnen zijn. Ze zijn met andere woorden CO2-neutraal. Die brandstoffen bestaan al, maar ze zijn nog slechts sporadisch en beperkt verkrijgbaar. De industrie maakt zich evenwel sterk dat ze de productie ervan drastisch kunnen opschalen. De EU wil ervoor zorgen dat de auto’s in kwestie alléén op die CO2-neutrale brandstoffen kunnen rijden en op niks anders. Dat is technisch relatief eenvoudig realiseerbaar, bijvoorbeeld met een sensor die een chemische marker (een soort van handtekening) in de brandstof detecteert.
Of de regel van de CO2-neutraliteit ook zal gelden voor de elektrische auto’s, is nog niet duidelijk. Veel vormen van elektriciteitsproductie zijn immers niét CO2-neutraal.
Zowel Duitsland als de EU lieten op Twitter weten dat in bovenstaande regeling een vergelijk is gevonden. Het wel echter niet zeggen dat er al iets is goedgekeurd. Europa belooft vaart te maken met de uitwerking van een definitief akkoord. Politiek wordt het zo verpakt dat Duitsland nu wél akkoord is, maar in feite gaat het om een regelrechte ommezwaai van de toekomstplannen.
Wat wil dat nu concreet zeggen?
Ten eerste: dat het verbod op de verkoop van verbrandingsmotoren niet is goedgekeurd en ook niet zal goedgekeurd worden. Ten tweede: dat een nieuw akkoord in de maak is dat de verkoop van nieuwe auto’s met een verbrandingsmotor na 2035 nog toelaat, op voorwaarde dat ze alleen kunnen rijden op CO2-neutrale brandstoffen. Na 2035 zullen er dus nog gewoon auto’s met een verbrandingsmotor te koop zijn. En als ze hoedanook CO2-neutraal zijn, dan is de huidige fiscale nadruk op CO2-uitstoot misschien zelfs niet meer relevant. Er is dus nog veel werk aan de winkel.
Het is niet uitgesloten dat individuele regio’s ondanks alle bedenkingen de piste van de verplichte elektrificatie blijven volgen. Die stellen zich wel bloot aan een hoop problemen. Zo stipuleert de EU bijvoorbeeld dat auto’s die in één land zijn toegelaten, ook toegelaten moeten worden in alle andere landen van de EU. Een regel die ook inhoudt dat een land of regio ‘geen onredelijke stappen’ mag ondernemen om het genot van zo’n voertuig te beteugelen. Dat wil zeggen: als je in Duitsland een nieuwe benzine kan inschrijven en gewoon kan gebruiken, dan moet dat ook in alle andere landen van de EU kunnen. Overheden die te gretig beperkingen invoeren, zouden zich wel eens bloot kunnen stellen aan verregaande legale acties - als het al niet is van particulieren, dan wel van bedrijven die graag hun producten blijven slijten.