Hoeveel vermogen een elektromotor echt opwekt, is grotendeels afhankelijk van de programmatie. Er zijn natuurlijk wel technische beperkingen, maar de motoren in heel wat elektrische auto’s zijn tot meer in staat dan er wordt uitgehaald. Dat is meestal een bewuste keuze - in functie van betrouwbaarheid bijvoorbeeld. Maar soms kan er ook winst geboekt worden door nieuwe inzichten of op basis van vergaarde informatie. Een voorbeeld: wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de mechaniek in de praktijk aan minder slijtage onderhevig is, waarom dan niet wat meer vermogen vrijschakelen?
Zo veel mogelijk huren op een auto die je al gekocht hebt
Nogal wat fabrikanten van elektrische auto’s zien dat trouwens als een uitweg om een graantje extra mee te pikken. Want ja, natuurlijk kan je voor een snellere auto wat meer centen vragen. Tesla gaf prestatieverbeteringen in het verleden een paar keer gratis mee bij een software-update, maar elders wordt er vooral geld voor gevraagd. Polestar biedt nu voor de Polestar 2 een vermogensupdate aan die de klant 68pk extra oplevert. Het model springt dan van 408 naar 476pk. Goed genoeg om in de sprint naar 100km/u een paar tienden te winnen. Kostprijs: zo’n 1.200 dollar.
Bijna een seconde sneller voor 'maar drie dollar per dag'.
Mercedes doet het nog anders. Daar kan je voortaan ruim 20 procent extra vermogen kopen voor de EQE en EQS-versies (zowel voor de sedan als de afgeleide SUVs). Daar is het geen éénmalige kost, maar een abonnementsformule die elk jaar 1.200 dollar moet kosten. Omgerekend zo’n 3 dollar per dag.
Je motoren meer van hun reeds ingebouwde potentieel laten benutten is bij zowel Polestar als Mercedes niet beschikbaar voor Europese klanten. In Europa moeten auto’s immers blijven voldoen aan het gelijkvormigheidsattest, wat betekent dat ze niet plots krachtiger kunnen worden. Alleen Tesla negeerde die kleine lettertjes in het verleden (zie hier).