Zullen er na 2025 nog veel auto’s met verbrandingsmotor verkocht worden in Europa? De kans slinkt aangezien de Europese Commissie blijft talmen over de Euro 7-norm. Autoconstructeurs weten niet waar ze aan toe zijn, waardoor ze mogelijk geen andere optie meer hebben dan sneller te stoppen met verbrandingsmotoren.
Elke vijf jaar legt Europa een nieuwe uitstootnorm op waaraan nieuwe wagens moeten voldoen. De Euro 7-norm treedt in 2025 in werking. Al in oktober 2020 had de auto-industrie moeten weten aan welke eisen de motoren moeten voldoen volgens de Euro 7-norm. Eén probleem: niemand weet vandaag wat deze norm precies zal inhouden. De bekendmaking van de Euro 7-norm wordt telkens uitgesteld. Wanneer valt de beslissing? De Europese Commissie heeft beloofd om tegen juli 2022 – bijna twee jaar later dan gepland – eindelijk de knoop door te hakken.
Zeer streng
Volgens ACEA, de federatie van Europese autobouwers, is een voorbereidingstijd van minstens drie jaar noodzakelijk. 1 september 2025 is het hoogst haalbare voor auto’s die nieuw op de markt komen en 1 september 2026 voor alle nieuwe registraties (aanpassing van bestaande automodellen). Dat zijn ambitieuze data, vooral omdat de Euro 7-norm weleens erg streng kan blijken. Er is sprake van een mogelijke halvering van de belangrijkste grenswaarden voor schadelijke uitstoot in vergelijking met de Euro 6-norm. Voor het eerst zou ook fijnstof van de remmen gereglementeerd worden, al hoopt ACEA dat zo’n eventuele beperking pas na Euro 7 bekeken wordt.
De exacte vereisten zullen dus pas in juli bekend zijn, tenzij Europa alweer niet beslist. Door de vertragingen hebben constructeurs geen tijd meer om zich aan te passen en worden ze bijna gedwongen om helemaal elektrisch te gaan. Dat is uiteindelijk ook het doel van Europa: de verkoop van auto’s met verbrandingsmotoren verbannen tegen 2035. Euro 7 geeft mogelijk al veel sneller het nekschot voor veel diesel- en benzinewagens. Wel zou het nog mogelijk blijven om verbrandingsmotoren te produceren.
Wel nog verbrandingsmotoren buiten Europa
Zeer opmerkelijk in dat verband zijn de recente verklaringen van Thierry Breton, Eurocommissaris voor de Interne Markt, aan het Franse persagentschap AFP. Hij ziet de strenge Euro 7-norm – wellicht de strengste van de wereld – als een kans voor de Europese bedrijven. “Deze knowhow zal hun toelaten om competitiever te zijn dan anderen op de internationale markt van voertuigen met verbrandingsmotoren of hybrides met zeer lage uitstoot van schadelijke stoffen”, klinkt het.
Ondanks het Europese verbod op verbrandingsmotoren vanaf 2035 mogen Europese constructeurs niet stoppen met de productie, vindt Breton. “Ook al verbiedt Europa de verkoop van verbrandingsmotoren, andere landen in de wereld zullen ze blijven gebruiken.” Breton geeft aan dat het marktaandeel van elektrische auto’s tegen 2030 beperkt zal blijven tot 12 procent van de nieuwe auto’s in Afrika en 40 procent in de Verenigde Staten of India.
“Ik moedig het hele automotive-ecosysteem aan om enerzijds de elektrische transitie te verzekeren om klaar te zijn voor 2035 (in de EU) en anderzijds om thermische of hybride voertuigen te blijven exporteren naar de landen die ze nog vele jaren of decennia nodig zullen hebben”, vertelde hij aan AFP. “Constructeurs mogen niet vergeten dat het hun taak is om de wereldmarkt te bedienen en voor het hele industriële ecosysteem te zorgen.”
Hij lijkt hierbij wel te vergeten dat het zijn taak is om de concurrentiekracht van Europa te beschermen. De Europese Euro 7-motoren zullen misschien wel de schoonste maar door hun complexe technologie ook de duurste zijn. En dan spreken we nog niet over de invloed van de lagere productieaantallen (en rendabiliteit) door de gedwongen elektrificatie in Europa zelf. Dit is bovendien een schoolvoorbeeld van schijnheiligheid: in Europa mogen verbrandingsmotoren niet meer verkocht worden om klimaatredenen, maar daarbuiten zouden ze geen probleem zijn.