Citroën stopt met de compacte C1. De stadsauto krijgt geen opvolger. Na 1,2 miljoen exemplaren en 17 jaar is het ermee gedaan. Klanten kunnen volgens het Franse merk uitwijken naar de Ami, een elektrische brommobiel, of kiezen voor de Citroën C3 waarvan een nieuwe instapversie in het leven wordt geroepen.
Steeds minder aanbod aan betaalbare stadswagens
De eerste generatie van de C1 werd in 2005 geïntroduceerd. Citroën ging voor het model niet alleen in zee met zustermerk Peugeot, maar ook met Toyota. De modellen waren op wat cosmetische componenten na identiek. De Peugeot 107, later de 108, verdwijnt nu natuurlijk ook. Bij Toyota wordt de Aygo, wel vervangen. Er wordt een X achter gekleefd, die moet verklappen dat er een kleine crossover wordt neergezet. De Japanners gaan voortaan solo in een segment waarin het aanbod steeds armer wordt.
De Franse autofabrikant citeert “nieuwe mobiliteitsuitdagingen” als motivatie voor de beslissing. Met een marketingsausje erover wordt verkondigd dat de klant voor korte afstanden elektrificatie vraagt, maar dat strookt op generlei wijze met de realiteit op dit moment. Dichter bij de waarheid: Europa legt CO2-doelstellingen op die goedkope auto’s als eerste de kop kosten.
Stellantis, waaronder Peugeot, Citroën, Fiat, Opel en zo meer resideren, nam begin dit jaar al de opmerkelijke beslissing om de ‘bestelbreaks’ Berlingo, Rifter en Combo Life alleen nog in een elektrische versie aan te bieden, wat ze in één klap zo’n 12.000 euro duurder maakte.