Het is je ongetwijfeld al opgevallen dat steeds meer gemeentes de maximumsnelheid verlagen naar 50 km/u of zelfs 30 km/u. Toeval … of is er meer aan de hand? Het lijkt toch vooral een kwestie van centen.
De ene na de andere stad of gemeente vindt het plots nodig om de snelheid drastisch te verlagen. Het meest recente voorbeeld: vanaf 1 september mag je in het centrum van Sint-Niklaas nog maar 30 km/u rijden. Net als (onder meer) in Brussel, Antwerpen, Aalst, Dendermonde en Gent dus. Ook gemeentes kiezen sinds dit jaar massaal voor verkeersvertragende maatregelen. Het centrum van Temse is sinds 5 juli volledig zone 30. In Lochristi werden begin 2021 alle woonwijken zone 30 en mag je op gemeentewegen nog hoogstens 50 km/u rijden. Het zijn maar enkele voorbeelden, maar de trend is duidelijk.
Veiligheid primeert
Verkeersveiligheid is hierbij het meest gehoorde – en in sommige gevallen best valabele – argument. Uiteraard heb je bij 30 km/u een kortere remweg, een breder gezichtsveld en (als zwakke weggebruiker) een grotere overlevingskans bij een ongeval. Op voorwaarde dat je als autobestuurder voldoende alert kunt blijven bij zulke snelheden en niet voortdurend naar de snelheidsmeter zit te staren … Overigens gaat het (ondanks alle maatregelen) helemaal niet zo goed met het aantal verkeersslachtoffers in Vlaanderen in 2021.
Ook zijn er nog altijd beleidmakers die op zijn minst insinueren dat trager rijden beter is voor het milieu. Quod non, zoals recent nog bleek uit een onderzoek in opdracht van de Franse overheid. Zo lezen we in een brief over de recente uitbreiding van de zone 30 in de Gentse deelgemeente Gentbrugge woorden als ‘schonere’ en ‘gezondere’ omgeving. Medeondertekend door fietsactivist/mobiliteitsschepen Filip Watteeuw. Het wordt er ook ‘aangenamer’, ‘veiliger’ en ‘meer kindvriendelijk’: dat klinkt al waarheidsgetrouwer.
Wil de Belg wel overal 30?
Of de burgers er zelf blij van worden, valt nog te bezien. Slechts 12 procent van de Belgen (één op de acht) wil onvoorwaardelijk het centrum van alle steden omvormen tot een zone 30, zo bleek in 2018 uit een onderzoek van verkeersinstituut Vias. Als er nog 50 km/u of 70 km/u kan gereden worden op grote assen, ziet 58 procent van de Belgen de zone 30 wel zitten.
Waarom nu?
Waar echter heel weinig over gesproken wordt, is de financiële kant van de zaak. Vooral de timing van de plotse zone 30-tsunami doet de wenkbrauwen fronsen. Die valt ongeveer samen met een aanpassing in de reglementering van de GAS-boetes (Gemeentelijke Administratieve Sanctie). Sinds 1 februari 2021 mogen gemeentes (mits aanpassing van hun politiereglement) ook GAS-boetes uitdelen voor kleine snelheidsovertredingen (tot 20 km/u te snel, na correctie van 6 km/u).
En dat mag alleen op wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of 50 km/u. De gemeentes hebben er dus financieel alle belang bij om zo veel mogelijk zones 30 en zones 50 te creëren, al moeten ze wel zelf investeren in automatische toestellen om de overtredingen vast te stellen.
Follow the money
De grootste winnaar van deze operatie lijkt dan ook de kassa van de gemeentes te worden. Terwijl normale boetes (vooral) de federale schatkist ten goede komen, vloeien de inkomsten van de GAS-boetes naar de gemeentebesturen. De stad Gent verwacht op deze manier per jaar 3,5 miljoen euro extra te kunnen verdienen aan automobilisten die sneller rijden dan toegelaten. Ongetwijfeld een welgekomen inkomstenbron, aangezien de Arteveldestad volgens de krant De Gentenaar afstevent op een schuldenberg van bijna een miljard euro tegen 2025 en dat zelfs helemaal geen probleem vindt.
Gent is niet alleen. Zoals bekend, torsen vele gemeentes een schuldenlast met zich mee. In 2019 – dus nog voor de coronatoestand – hadden de Vlaamse gemeentebesturen samen een geconsolideerde schuld van bijna 6,7 miljard euro. Met absurde snelheidslimieten extra inkomsten halen uit onoplettende automobilisten klinkt dan ongetwijfeld zeer verleidelijk.