Zoals bekend legt de EU almaar strengere emissiestandaarden en CO2-doelstellingen op. Automerken die de uitstootdrempels niet halen, worden door Europa op de vingers getikt met forse boetes. Voor volumemerken is er slechts één manier om die lage doelstellingen te honoreren: ze moeten geheel (EV) of gedeeltelijk geëlektrificeerde (PHEV of plug-in hybrides) auto’s verkopen. Maar ze worden daarin gehinderd door de hoge prijs en het beperkte laadnetwerk, zegt ACEA, de koepel van Europese autoconstructeurs. Die komt met cijfers voor de dag die illustreren dat de helft van Europa de elektrische auto eenvoudigweg niet kan betalen.
De elektrische auto is te duur voor heel wat Europeanen
“Driekwart van de verkoop van elektrische auto’ is geconcentreerd in vier landen”EV’s en stekkerhybrides maakten vorig jaar samen 10,5% uit van alle nieuwe auto’s die in Europa werden verkocht. Maar in 10 lidstaten werd een marktaandeel van niet eens 3% gehaald. De analyse van ACEA moet aantonen dat het gebruik van elektrische auto’s door consumenten rechtstreeks verband houdt met het inkomen van de bevolking. Er is daarom een duidelijk verschil tussen West-Europa en de landen in Centraal- en Oost-Europa. “Er is een uitgesproken Noord-Zuid-kloof”, zegt ACEA.
Landen waarin een auto met stekker nauwelijks verkocht wordt, hebben een gemiddeld jaarinkomen per persoon van 17.000 euro of minder. In die landen is ook het minste laadinfrastructuur aanwezig. De vijf landen waarin het minste EV’s wordt verkocht, hebben elk minder dan 1% van de oplaadpunten.
Vier landen kopen bijna alle EV's
Een marktaandeel van meer dan 15% voor geëlektrificeerde voertuigen is dan weer het voorrecht van de landen waar het gemiddelde BBP meer dan 46.000 euro bedraagt. Bijna driekwart van de verkoop van elektrische auto’s in de EU is geconcentreerd in vier West-Europese landen met de hoogste BBP’s van de EU: Zweden, Nederland, Finland en Denemarken. Het resterende kwart van de omzet is voor rekening van de overige 23 lidstaten. ACEA lijkt daarmee duidelijk te suggereren dat een ver doorgedreven elektrificatie van het wagenpark op korte termijn slechts voor 4 op 27 landen een haalbare kaart is.
Nog nooit zo weinig uitstoot als nu, maar je zal er het klimaat niet mee reddden
ACEA stipt nog aan dat de gemiddelde CO2-uitstoot van een nieuwe auto (aan de uitlaat) vorig jaar met 12% daalde. Dat was een record. Maar die daling moet ook in perspectief geplaatst worden. Zou de totale uitstoot van elke auto - oud of nieuw - in Europa vorig jaar met 12% afgenomen zijn, dan nog ging het om een afname van niet eens 1% van de totale CO2-uitstoot van de EU. Elektrische auto’s worden bovendien wel aanzien als voertuigen met een nuluitstoot, maar ze vertegenwoordigen wel degelijk CO2-emissies, die hier echter niet worden meegeteld.
Nu de auto-industrie wordt verplicht om massaal elektrische auto’s te bouwen, pleit de koepelvereniging voor stimulansen op lange termijn en voor bindende infrastructuurdoelstellingen voor elke EU-lidstaat. ACEA pleit ook voor een herziening van de richtlijn voor alternatieve brandstofinfrastructuur. Er zijn immers ook mogelijkheden om met vloeibare brandstoffen de CO2-uitstoot te laten dalen. De klant zou dan zelfs niet eens een nieuwe auto moeten kopen. Maar Europa lijkt die te negeren.