Het is in de autosector, Europa’s grootste industriële werkgever, stilaan alle hens aan dek. Het gaat niet meer om het vermijden van banenverlies, het gaat om het beperken van banenverlies. De coronacrisis gold als catalysator, maar de oorzaak voor de sectorbrede crisis zit dieper. Ook vorig jaar werd door verschillende merken al flink in de tewerkstelling gesneden. De sector kampt met een structurele overcapaciteit. Ook Renault krimpt om z’n toekomst veilig te stellen. Kon zo’n merk vroeger nog links en rechts wat door de vingers zien, dan heeft de strengere EU-uitstootnorm (die merken de facto verplicht tot het bouwen van -voorlopig- verlieslatende geëlektrificeerde modellen) er minstens voor gezorgd dat de buffer smolt als sneeuw voor de zon.
Renault schrapt 15.000 banen
Geen enkele Duitse autoconstructeur die nog geen ontslagronde aankondigde. Maar het cijfer dat Renault vorige week bekendmaakte, was niettemin een bittere pil. 5.000 jobs op de tocht in Frankrijk en nog eens 10.000 elders. De productiecapaciteit moet 17% omlaag. Om mee te beginnen. Er liggen bij de Europese merken ook scenario’s op tafel waarin gesproken wordt van een krimp van de automarkt van een derde en meer.
Kredietlijn met Franse staatsgarantie
Renault moet niet alleen reorganiseren. Het heeft ook snel een financiële buffer nodig. Die krijgt het nu. De Franse overheid krijgt van vijf banken (BNP Parisbas Fortis, Credit Agricole, HSBC France, Natixis en Sociéte Generale) een kredietlijn van 5 miljard euro. Ze loopt 12 maanden, maar Renault kan die nog eens drie jaar verlengen. De rol van de Franse staat, die 15% van de aandelen van Renault in handen heeft, zit in een garantie voor 90% van dat bedrag. Zonder die garantie zouden de banken in kwestie hun beurs niet opentrekken. Renault-topman Jean-Dominique Senard verklaarde dat de Franse overheid geen belangrijke voorwaarden stelde in ruil voor de financiële waarborgstelling. Renault heeft met andere woorden de handen vrij om, zoals gepland, tenminste twee Franse fabrieken te sluiten.