Al decennia lang is de twaalfcilinder op automobiel vlak het nec plus ultra. Het absolute summum op vlak van aandrijftechnologie. Omdat meer cilinders natuurlijk altijd beter is. Maar ook omdat zo’n twaalfpitter door z'n architectuur een uitzonderlijke soeplesse en krachtontplooiing aan boord legt. Dat ze duur zijn, lijkt niet zo'n hinderpaal. Maar ze zijn ook CO2-onvriendelijk. En daarom zijn ze bedreigd.
Van Europa mag het niet meer, maar elders ter wereld verkopen ze steeds beter
Luxemerken als BMW en Mercedes hinken op twee benen als het om hun twaalfcilinders aankomt. Ook nu weer. Bij BMW klinkt het dat de 760Li, het vlaggenschip met V12, eind dit jaar uit de catalogus verdwijnt. Het zoveelste offer op het blok van de strengere CO2-doelstelling van Europa. Maar tegelijk neemt de vraag naar twaalfcilinders elders ter wereld toe. En er wordt flink poen geschept met dit soort van motoren, ook al worden er jaarlijks slechts enkele duizenden van gebouwd.
Rolls-Royce houdt (voorlopig) nog vast aan de V12
De 609pk en 850Nm sterke 6,6l V12 van BMW verdwijnt dus wel, maar alleen voor de Europeaan. Maar bij Rolls-Royce gaat de centrale nog even door. De V12 is daar een tikkeltje groter: 6,75l. Het gaat op minimale verschillen na, echter om dezelfde centrale. Ze doet dienst in het ganse aanbod van het Britse luxemerk. De twaalfcilinder drijft de Phantom en SUV Cullinan aan en de aanstormende nieuwe generatie van de Ghost zal er eveneens gebruik van maken. Omdat Rolls-Royce nog steeds een beperkte productie heeft, hoeft dat bedrijf niet te voldoen aan dezelfde uitstooteisen als de grote volumemerken.