Er zijn tal van redenen waarom auto’s van tegenwoordig een stuk sneller en veiliger te sturen zijn dan vroeger. Elektronica speelt daarin een cruciale rol. Zelfs in relatief eenvoudige voertuigen gaat dat tegenwoordig vaak verder dan alleen maar gegoochel met de remkracht in absolute noodsituaties. Almaar meer auto’s sturen de remmen slim aan. Aan de voorzijde aan de binnenkant even een schijfje laten slepen om wat meer draaimoment op te wekken, aan de achterzijde even bijremmen om bij een vakwissel de pendelbeweging uit te vlakken. Dat soort van dingen.
Actieve differentiëlen
Veel snelle, krachtige auto’s gaan echter nog een heel stuk verder. Die bezitten almaar vaker slimme differentiëlen. Die schuiven de aandrijfkracht actief van links naar rechts, van voren naar achter. Een hele batterij sensoren gebruiken ze om uit te vissen waar je heen wil en ze sturen je precies die richting uit. Een stuurhoeksensor, een giersensor (die gevoelig is voor g-krachten) en de sensoren van het ABS-systeem zijn de voornaamste componenten van het elektronische systeem.
Op mechanisch vlak werken die systemen erg vaak (lees: bijna uitsluitend) met tandwielstelsels die op vraag van de elektronica één zijde geheel (zelden) of gedeeltelijk (loskoppelen). Dat gebeurt vaak door een koppeling te laten doorslippen. En dat heeft dan weer een gevolg waar de merken in kwestie met geen woord over reppen: na verloop van tijd werkt zo’n systeem almaar minder goed.
Na verloop van tijd minder en minder effectief
Koppelingsplaten zijn bekleedt met frictiemateriaal. Dat is cruciaal voor hun werking. Wordt dat gebruikt, dan verliest het frictiemateriaal door hitte en slijtage na verloop van tijd onvermijdelijk en geleidelijk een deel van z’n weerstand. De elektronica aan boord van de auto kan dat lange tijd compenseren, door de druk op te voeren bijvoorbeeld. Of door samen te werken met de remmen. Maar er komt een punt waarop de slijtage van die aard is dat het systeem aan efficiëntie inboet.
Op een vraag van deze redactie, lieten ingenieurs van een niet nader te noemen Duits premium-merk weten, dat de koppelingsplaten in principe een ‘groot deel’ van hun werking behouden over de ganse gemiddelde levensduur van de auto. Maar er werd ook, zij het schoorvoetend, toegegeven dat intensief gebruik dat gevoelig kan beperken. Uitstapjes op circuit bijvoorbeeld. Maar dat de werking ‘zo geleidelijk afneemt, dat de klant dat niet of nauwelijks zal merken’.
Waarom? Daarom…
Het is natuurlijk mogelijk om die systemen na verloop van tijd te vervangen. Maar ze zijn niet specifiek ontwikkeld op onderhoud. Met andere woorden: het is een erg prijzige en omslachtige klus om de slijtage-onderdelen in het systeem te vervangen. Als het al kan. Waarom? Klanten, zo wisten de marketingjongens van dienst te melden, “willen wel met plezier enkele duizenden euro’s neertellen voor actieve differentiëlen en houden van het gevoel actief een bocht in te worden geduwd, maar worden afgeschrikt door een onderhoudsschema met abnormaal hoge periodieke kosten”. Daarom wordt dat deel achterwege gelaten. De fabrikant heeft toch z’n centen al op zak.