Je kijkt naar de Porsche Type 64. Een echte Porsche uit 1939. Zonder deze auto was er geen 356. Geen 911. Het is de link tussen de Kever en de sportwagenbouwer.
The missing link
Ferdinand Porsche wilde net voor de Tweede Wereldoorlog een lichte, snellere versie van de KdF-Wagen - zoals de Kever toen nog heette - maken. Het doel was de afstandrace Berlijn-Rome die op de agenda stond voor september 1939. Drie KdF-chassis en motoren werd ondergebracht bij het team dat later de 356 zou maken. Ze werden gebouwd bij Reutter Works, aan de overkant van de straat in Zuffenhausen. De wedstrijd zou nooit plaatsvinden, maar de auto’s waren klaar.
De aandrijflijn en de ophanging zijn gelijk aan die van de Volkswagen (hoewel ook die naam toen nog niet bestond). Maar al de rest is anders. De motor werd opgekitteld tot 32pk en erbovenop zat een lichtmetalen koetswerk dat gerevetteerd was. Dat was vliegtuigtechnologie ten tijde van WOII.
De persoonlijke auto van Ferdinand Porsche
Toen de eerste auto klaar was, brak de oorlog uit en werd het voertuig prompt van Porsche afgenomen. Maar Ferdinand bouwde wel gewoon de twee overige Type 64 af. Er overleefde er slechts één: deze nummer drie. Die werd lang gebruikt als gezinsauto en zowel Ferdinand als Ferry Porsche zaten er regelmatig aan het stuur.
Alsof dat nog niet genoeg zou zijn om de waarde van de auto tot astronomische hoogte op te pompen, volgt er nog een aflevering. Porsche verhuisde de auto na de oorlog naar Oostenrijk. Toen hij hem daar registreerde, verschenen de letters ‘PORSCHE’ voor het eerst op de neus. En neen, we zijn nog niet rond. In 1947 werd de geliefkoosde auto voor een eerste keer gerestaureerd. Die klus werd toevertrouwd aan een jonge Italiaan die wat al te graag z’n stempel op de auto sector wou drukken. Battista… Farina. Maar we kennen ‘m allemaal bij z’n koosnaam Pinin. Jawel.
RM Sotheby’s veilt het model binnenkort. En het veilinghuis wrijft zich in de handen. Dit zou wel eens de duurste Porsche ooit kunnen worden. Terecht.