Vier modellen zijn er dus. Een sedan, break, coupé en cabrio. Allen hebben ze een vierliter V8 onder de kap met twee turbo’s.
Alsof de jongste wildgroei aan AMG-modellen (waar van je nu eigenlijk ook steevast ‘light-versies’ in de catalogus terugvindt) nog niet ingewikkeld genoeg was, heb je alleen al binnen het ’63’-aanbod weerom twee vermogensversies. 476pk voor het geval ‘retesnel’ goed genoeg was en 510pk voor wie absoluut wil kunnen zeggen dat hij het glas tot op de bodem heeft leeggedronken. Je krijgt er dan het lettertje S bij en de begrenzer wordt opgetrokken. Die versie haalt 290km/u.
Als vanzelfsprekend hult Mercedes al deze modellen in een speciale jas met een AMG-specifieke voering. Maar ook daar kan je nog altijd wat aan doen. Sportstoelen stipuleren bijvoorbeeld.
Met knopjes spelen
Heel wat moderne krachtpatsers hebben zo veel instellingsmogelijkheden (stuurinput, pedaalrespons, motorgeluid, demping, versnellingsbak) dat je je kan afvragen of de merken de eindafstelling niet in de nek van de klant hebben gedumpt in plaats van er een ingenieur voor te betalen. BMW is er ooit mee begonnen en de rest van de sector volgde gretig. Ook hier is het weer prijs met meer rijprogramma’s dan we tekstruimte hebben. We raken immers liefst ook nog eens aan de ophanging, met al op de vooras een vierarmige geleiding en een multilink-achteras. Of de aandrijflijn die alléén de achterwielen bedient via een negentrapsautomaat.
Nauwelijks verschil
Hoewel het bovenaan dit artikel omschreven vermogensverschil tussen beide versies ook nog eens 50Nm omvat (700Nm voor de AMG 63 S en 650Nm voor de AMG 63), zijn de acceleratietijden omzeggens gelijk. De break en de cabrio zijn het langzaamst met een honderdprint in 4,2 tellen. De vierdeurs doet het in 4,1 seconde en de coupé is met 4 tellen rond het vlugst van allemaal. Kleef er ’S’ bij en elke variant gaat welgeteld één tiende vlotter.