De afgelopen weken werd almaar duidelijker hoe het Volkswagen-concern van plan is om de miljardenkost waar het naar aanleiding van het installeren van sjoemelsoftware in miljoenen dieselwagens mee geconfronteerd wordt, te betalen.
Besparen, besparen en nog meer besparen
Twee cruciale autosportprogramma’s van de groep moesten er al aan geloven. Het wereld World Rally Championship bij VW en het World Endurance Championship bij Audi. En bij het merk met de vier ringen worden enkele nieuwe modellen alvast voor een tijdje achteruit geschoven. Maar de grootste besparing kwam pas vandaag aan het licht.
MQB blijft nog lange tijd
Het nu nog relatief nieuwe MQB-platform, dat voorwielaandrijving combineert met een dwars geplaatste viercilindermotor, zal langer dan voorzien in dienst blijven. De Duitsers baseren tientallen modellen op dat modulaire onderstel. Dat zal in nagenoeg ongewijzigde vorm nog twee generaties mee moeten gaan. Tot het ruim 20 jaar oud is dus.
De technische architectuur is veruit het duurste ontwikkelingscomponent van een moderne auto. Bovenop die bodemplaat een extra model zetten werd de afgelopen decennia dan weer een pak goedkoper. Dat verklaart de drang van automerken om platformen te delen, net als de wildgroei van modellen en varianten. De ontwikkeling van de duurste component spreiden over meer voertuigen, ondersteunt de marge en drukt de uitgaven. Tegen 2018 zal VW al 7 miljoen auto’s op het MQB-platform gebouwd hebben. Tegen het eind van z’n carrière wordt nu gemikt om ruim 20 miljoen auto’s. Dat moet VW jaarlijks (!) € 3,5 miljard opleveren.