Het heeft behoorlijk lang geduurd, de nazomer. Maar nu is de herfst weer onmiskenbaar in het land. De temperaturen zijn omlaag gedoken en dat levert bij het weer- en verkeersbericht steevast de waarschuwing op voor nevel en mist. Maar wat is het verschil tussen de twee nu weer? En hoe zat dat met het gebruik van mistlichten?
Nevel en mist
Eigenlijk is het twee keer hetzelfde. Zowel nevel als mist ontstaan op exact dezelfde wijze: door condens in de atmosfeer. Het verschil is de intensiteit. Wanneer de zichtbaarheid meer dan een kilometer blijft, spreekt men over nevel. Een zaak die voor de automobilist dus hooguit wat sfeer schept, maar geen concrete invloed heeft. Mist kan dat wel hebben. Daar beperkt exact hetzelfde fenomeen de zichtbaarheid tot minder dan 1 kilometer. Mist is dan ook een erg ruim begrip. Het kan gaan over een beetje waas, maar ook over heuse erwtensoep waarin je geen hand voor je ogen ziet.
En de mistlichten?
Het correcte gebruik van mistlichten wordt uit de doeken gedaan in artikel 30 van de Belgische wegcode. In het geval van voormistlichten laat de wetgever veel ruimte voor interpretatie. Daar heeft het uit 1975 stammende artikel het over mist, sneeuwval of felle regen als gebruikscriteria. Achtermistlichten mogen in dezelfde omstandigheden ingezet worden, maar expliciet pas wanneer de zichtbaarheid lager is dan 100 meter. Dat betekent dat je ruwweg minder dan 4 verlichtingspalen ver kan zien.