Autodesigners hebben een hekel aan buitenspiegels. Op concept cars zijn ze niet zelden herleid tot een absoluut minimum. Of ze zijn er helemaal niet. Maar de praktijk is helemaal verschillend.
Almaar grotere spiegels
Buitenspiegels op auto’s zijn de jongste jaren alleen maar groter geworden. Een zaak die autoconstructeurs maar zelden vrijwillig doen. De grotere buitenspiegels vangen immers flink meer wind en in tijden dat CO2-uitstoot zo belangrijk is dat zelfs een grammetje een hoop verschil kan maken…
Waarom zijn ze er dan, die grote buitenspiegels? Wel, omdat het moet natuurlijk. Onder meer Europa verzon een ingewikkelde formule waarin de buitenspiegel naast minimumafmetingen ook nog eens een relatie heeft met het frontale oppervlak van de auto. En dan krijg je zo’n grote dingen dat ze soms het zicht naar voor belemmeren. Maar ze geven tegelijk de indruk (want je ziet eigenlijk vooral meer naar boven en onder en niet eens zo veel meer opzij) van meer te zien, waardoor de wetgever denkt de veiligheid te verhogen.
En zonder spiegels?
De spiegel elimineren zou dus, zeker als je het over het ganse wagenpark bekijkt, heel wat verbruiksvoordeel kunnen opleveren. En automerken allerhande masseren de overheden dan ook al tijden om ze te mogen vervangen door camerasystemen. In Europa had alleen de Volkswagen XL1 ze (rijimpressie vind je hier). Maar eigenlijk is het niet toegelaten.
Japan is het eerste belangrijke land (en een echte autonatie) dat overstag gaat. Daar is wetgeving goedgekeurd die toelaat dat camera’s gebruikt worden in plaats van fysieke spiegels. En camera’s hebben nog voordelen. Zo kan het scherm slecht weer of duisternis compenseren.