De Amerikaanse auto-industrie is in z’n nopjes. Terwijl in Europa de economie nog aardig kwakkelt, is men aan de andere kant van de grote plas alweer wakker geschoten. De sector stevent er af op het beste jaar in meer dan een decennium, terwijl we hier op het Oude Continent cijfers realiseren die gelijkaardig zijn aan (op sommige markten) die van veertig (!) jaar geleden.
De prijs van die welvaart
Aan die sterke economische revival hangt echter wel een prijskaartje voor de Amerikaanse belastingbetaler. In 2008 moest de overheid immers tussenkomen en twee van de drie grote Amerikaanse autoconstructeurs redden met forse cash-injecties. Chrysler werd toen verkocht aan Fiat en GM ging failliet en werd opgesplitst in een oude maatschappij (waarin alle ‘rommel’ zit) en een nieuw (winstgevend) General Motors. Alleen Ford kon het zonder hulp redden.
In het totaal leende de Amerikaanse overheid bijna $ 80 miljard dollar aan verschillende spelers in de autosector en plaatste het zelfs enkele bedrijven onder staatscontrole. Nu meldt de Obama-administratie dat de operatie helemaal afgerond is, dat alle recupereerbare schulden zijn geïnd en dat het alle nog resterende aandelen in enkele bedrijven (zoals de financieringsmaatschappij van GM) heeft verkocht. Het kan daarom de finale rekening presenteren. Die bedraagt iets meer dan $ 9 miljard. De overige $ 70 miljard is door de autosector terugbetaald.
Meevaller
De afrekening is een stevige meevaller voor de Amerikaanse overheid. Die becijferde het te verwachten verlies aan het begin van de operatie immers op $ 44 miljard.