Toyota-baas Akio Toyoda heeft een flinke lepel van de autosportmicrobe binnen. Hij heeft zelfs z'n eigen privé raceteam. Maar ook hij weet dat van alle sensaties waar je op het racecircuit aan wordt blootgesteld, helemaal niets meer overblijft als je in een seriemodel van het merk stapt. Die zijn doorgaans zo opwindend als een zeemlap. Dat was niet altijd zo - denk maar aan de Supra, Celica of MR-2. Verandering was eerder al beloofd en je mag de samen met Subaru ontwikkelde Toyota GT 86 al bij voorbaat catalogeren als een gehouden belofte. Maar Toyoda wil dat elke auto van z'n merk in staat is om wat meer emotie los te weken, en niet alleen op vlak van design.
Het bedrijf werkt aan een nieuw, flexibel platform waarop verschillende voorwielaangedreven modellen gebaseerd kunnen worden. Dat moet een kostenbesparing met zich mee brengen, wat de boekhoudafdeling van het bedrijf gelukkig moet maken. Het aantal personen dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van een auto wordt ook afgeslankt. En dat heeft niet noodzakelijk met de kostprijs te maken. Toyoda is van mening dat grote teams leiden tot saaie producten. Iedereen heeft immers een aantal doelstellingen die bereikt moeten worden. Volgens de directie van Toyota wordt een auto daarom ontwikkeld om enkele minimumvereisten te halen, wat betrouwbare maar saaie producten oplevert. In kleinere teams moet de aandacht gelegd kunnen worden op de sterke kwaliteiten van elke auto, met leuker te sturen producten tot gevolg. Uiteraard zonder aan kwaliteit in te boeten.
De grote baas heeft nog een paar zaken op z'n verlanglijst staan. Een meer karaktervol uiterlijk, betere aerodynamica en een lager zwaartepunt. De afdelingen productplanning en design moeten daarom beter met elkaar overleggen.
Een koerswijziging op vlak van design is relatief snel van theorie naar praktijk om te turnen. Moderne wagens krijgen hun definitieve uiterlijk pas anderhalf jaar voor de lancering. De ontwikkeling van een nieuw platform is dan weer een werk van lange adem.