De verwevenheid tussen autoconstructeurs was al niet eenvoudig te vatten voor de buitenstaander, en het wordt er sinds vandaag niet bepaald makkelijker op. De Franse PSA groep heeft (onder meer) Peugeot en Citroën in zijn portefeuille, met als voornaamste aandeelhouder de familie Peugeot. Peugeot en Citroën delen al langer platformen en motoren, en de groep werkt daarnaast ook met andere fabrikanten samen - met BMW bijvoorbeeld, voor de 1,6l benzinemotor en een op stapel staande hybride. Of met Mitsubishi, waarmee het de crossovers in het gamma deelt. En nu koopt het Amerikaanse GM zich voor maar liefst 7% in bij de PSA groep, waardoor het in één klap de tweede grootste aandeelhouder wordt. Omgekeerd staat zo'n verhandeling in aandelen (nog) niet op de agenda, maar wat vooral relevant is, is dat beide autogiganten ingrijpend zullen samenwerken op de lange termijn.
Wat hiervan de bedoeling is? Terug winst maken natuurlijk, want zowel PSA als GM hebben het in Europa vandaag niet bepaald gemakkelijk. Door gezamenlijke aankopen te boeken bij onderdelenleveranciers, elkaars logistieke apparaat te laten convergeren en in de toekomst - wellicht pas vanaf 2016 - op gemeenschappelijke platformen auto's te bouwen, moeten de kosten drastisch naar omlaag. Gehoopt wordt om zo tot $ 2 miljard te besparen per jaar, en dit binnen vijf jaar. Elk van beide groepen zou hiervan voor de helft moeten kunnen profiteren. Tot nader order blijven de verschillende merken uiteraard wel gewoon onder eigen naam bestaan.