Parijs, september 2010. Lotus verrast vriend en vijand door op het Autosalon in één klap een zondvloed aan nieuwe, toekomstige modellen voor te stellen. Een nieuwe, zwaardere Elise, de revival van de Esprit, de Elite, Eterne én Elan... het moest er in de toekomst allemaal komen. Waarom? Vooral omdat de directie van het Britse merk het beu was om rode cijfers achter de laten in de boekhouding van het bedrijf. Lotus wil zo snel mogelijk een productievolume realiseren dat vergelijkbaar is met dat van pakweg Ferrari. Dat bouwde in 2011 een recordaantal van meer dan 7.000 wagens. Lotus bleef steken op 1.985 voertuigen.
Een modellenoffensief zou voor Lotus een verviervoudiging van het productievolume moeten opleveren, maar het vereist natuurlijk een belangrijke investering. De jongste tijd ging de Britse directie daarover in de clinch met Proton, de Maleisische eigenaar van Lotus, die grotendeels in overheidshanden is. Proton kan/wil niet investeren, maar wou evenmin verkopen.
De jongste maanden slonk de winst van Proton met meer dan 75%. Een zaak die voor Lotus wel eens positief zou kunnen uitdraaien. De druk op Proton om z'n verlieslatende Britse dochter af te stoten en zich op de thuismarkt te focussen wordt groter. Er zijn inmiddels gesprekken met potentiële investeerders opgestart. Onder meer Genii Capital en -hoe kan het ook anders- enkele Chinese autobouwers worden genoemd. Dany Bahar, de baas van Lotus en voormalig directielid bij Ferrari, maakt zich sterk dat Lotus hooguit drie jaar na de start van z'n modellenoffensief uit de rode cijfers is.