Eerder dit jaar kwam Subaru voor het eerst in z'n bestaan met een dieselmotor op de markt. Rijkelijk laat, en het had sneller gekund als de eigenzinnige Japanners motoren bij een andere fabrikant hadden aangekocht, zoals gebruikelijk is. Maar dat betekende dat er toegevingen gedaan moesten worden op vlak van rijeigenschappen. En dat vond de leiding van Subaru niet verteerbaar. Alleen met een boxer-dieselmotor garandeerde hetzelfde lage zwaartepunt als bij de benzinemotoren van het merk. En die zou ook ingewerkt kunnen worden in de geheel symmetrische aandrijflijn van Subaru's modellen. Het merk moest dus een eigen diesel ontwikkelen. Die is sinds dit jaar leverbaar in de Legacy en de afgeleide Outback. De nieuwe Forester en Impreza staan nog niet met een zelfontbrander in de catalogus.
Daarin komt nog dit jaar verandering. Op het Salon van Parijs presenteert Subaru immers de dieselversie van zowel de Forester als de Impreza. Het gaat in beide gevallen om dezelfde centrale als we van de Legacy kennen. In de Impreza levert de tweeliter nog steeds 150pk. De Forester boet omwille van een gewijzigde inlaatkanaal drie paardjes in. In de Legacy wordt de diesel nog gepaard aan een vijfbak die je met de hand moet bedienen. De Forester en Impreza worden op een nieuwe handgeschakelde bak met zes verhoudingen getrakteerd. Uiterlijk zijn de dieselversie enkel te onderscheiden aan de luchthapper op de motorkap.