Door geen vervolg te breien aan de robuuste en goed verkochte Campagnola, die na W.O. II aardig heeft meegewerkt aan de wederopbouw van Italië, heeft Fiat de boot gemist van het segment der terreinwagens en pick-ups. De Japanners en Koreanen geloofden er niet zonder succes wél in. Suzuki lanceerde in Europa eind jaren '70 de Jimny 4x4 met driecilinder 600 cm³ motor. Het tot de Toyota-groep behorende Daihatsu had na W.O. II een prototype van een terreinwagen truck met dieselmotor op poten gezet maar daar bleef het bij tot men de draad terug opnam en met redelijk succes lichte off-roaders construeerde. Deze sympathieke automaker zorgde vorig jaar voor een Mud Master C tweezitter pick-up met vleugelportieren waaronder een volwaardig fietsenrek was geborgen. Maar intussen bleef het, mogelijks wegens al te gewaagd, bijzonder stil rond dit project. De Europese constructeurs stokten op een terreinwagen-verleden zoals Renault met de Taxi's de la Marne in W.O. I, Peugeot met de 504 en 505 tot 1983, Citroën met de Mehari woestijn- of beach-wagens tot 1979... Met uitzondering van Land Rover zagen de Europese constructeurs tot hun scha en schande geen brood in dit soort auto's. Van de legendarische Campagnola kregen wij hoogstens nog enkele exemplaren voor vredesmissies en uiteraard de Pausmobiel van Giovanni Paolo II te zien.
In Spanje begon Santana, een constructeur die opereerde vanuit een klein bedrijf op het Iberisch schiereiland, onder licentie overjaarse Land-Rover Defendermodellen te bouwen. Later begon men er zelfstandig een vierwielaangedreven off-roader te bouwen met Iveco turbodieselmotoren. De Spaanse kleinschalige specialist zocht naar een meer solide en reële uitweg en creëerde het Anabel project dat na veel gepalaver uitmondde in... de verkoop van het merk aan Iveco. Deze 100 procent dochter van Fiat gaf het model -in essentie nog steeds een Defender- met medewerking van topdesigner Giorgetto Giugiaro een verjongingskuur.
Niet alleen het uiterlijk van dit model, intussen Massif genaamd, werd onder handen genomen. Onder de motorkap steekt een brok geprezen techniek. Het zijn de drieliter viercilinder 3.0 HPI en 3.0 HPT dieselmotoren van de bestelwagenbouwer. In het eerste geval wordt 146 pk en 350 Nm bij 1400-2800 t/min geproduceerd terwijl de HPT met turbocompressor met variabele geometrie goed is voor 174 pk en 400 Nm tussen 1250 en 3000 t/min. Beide Common Rail varianten zijn gekoppeld aan een manuele ZF gangwissel. De vierwielaandrijving is inschakelbaar met lange differentiëelsper en een terreinvaardige overbrenging. Als extra is ook een 100 % mechanische differentiëelsper voor de achteras leverbaar. Omdat het hier nog om een oeréchte terreinwagen gaat hield men zich aan het ladderchassis en de starre voor- en achteras met paraboolvering. Verder noteerden wij schijfremmen rondom waarvan de voorste zijn geventileerd en ook aan een bochtenstabilisator heeft Iveco gedacht.Er zijn vier opbouwversies: driedeurs combi vierzittter combi, vijfdeurs combi met vijf of zeven plaatsen, een pick-up en zelfs een chassis-cabine met opbouw naar wens. Voor prestaties op ruig terrein heeft de auto een voorste vrijloophoek van 50°, achteraan van 30 tot 34° naargelang van de opbouw, bodemvrijheid van 20 cm en een waaddiepte van 50 cm.
Deze (relatieve) nieuwigheid in autoland wordt vanaf deze zomer leverbaar en zal starten met een prijskaartje van € 28.000 voor de pick-up, over € 29.221 voor de driedeurs tot € 32.610 voor de vijfdeurs stationwagon. Als de productie een jaar loopt is het niet uitgesloten dat ook enkele Fiat-distributeurs (Fiat Professionnal) dit voertuig zullen proberen aan de man te brengen. Iveco heeft alvast een goede naam op het vlak van de terreinvoertuigen zoals dat met de lekker lopende Trakker, de Daily's 4x4 en de Eurocargo het geval is.