Op dit ogenblik zijn alle ogen van de mondiale constructeurs gericht op het Verre Oosten, met China als het land van “hope and glory” en Centraal-Europa en het nabije Oosten voor nog een tiental jaren eveneens een lageloonland. Intussen hebben de automakers tot hun schade en schande ervaren dat zij niet alle eieren in één mand mogen leggen. Zij zeulen dus de hele wereld af om -ten eerste- beterkoop hun voertuigen te laten maken en –secundo- om ze zo duur mogelijk (alhoewel concurrentiekrachtig blijvend) te slijten. Zo zijn de vroegere Oost-Blok landen de ideale basis om efficiënt en goedkoop te produceren en worden bv. rond St.Petersburg een niet meer te tellen aantal fabrieken neergepoot.
Het valt op dat de lieden van Motown niet langer op de Europese markt neerkijken maar er wel zin in hebben.
Dat betekent dat niet alleen de Japanners, Koreanen en weldra de Chinezen hun auto’s exporteren of in ons Oude Avondland produceren maar dat ook de Amerikanen plotseling opnieuw belangstelling hebben voor wat er bij ons kan worden afgezet. Het valt op dat bv. de lieden van Motown niet langer op de Europese markt neerkijken maar er wel zin in hebben iets van de vergane glorie te herwinnen. Voor W.O. II en zeker onmiddellijk daarna, (want er was geen andere keuze) was Europa het Dorado voor de Amerikaanse slagschepen. Toen de benzinegulzige en voor ons uitvergrote XL-auto’s met grote achtervleugels niet langer gewild waren, bleef alleen nog GM over die schuchter aan de bak wou blijven.
Daar is nu verandering in gekomen dankzij de Duitse Dokter Z. die Chrysler uit de as deed verrijzen en met die modellen aardig boert. Natuurlijk deed de retro PT Cruiser het niet naar wens maar de Voyager des te beter en voor de 300 C is het nog afwachten (alhoewel). In de voor iedereen betaalbare Caliber, die de Neon onzaliger aflost, ziet men wel brood. De vijfdeurs Caliber is een gemeenschappelijk project van Chrysler en Mitsubishi (platform wordt gedeeld). En als de Aziaten telkens een nieuw model als een anti-Golf claimen dan meent Chrysler eigenaardig genoeg met de Caliber te moeten mikken op het publiek van de Alfa 147 en Mazda 3. De Dodge Viper coupé en convertible zijn pure nichemodellen. Afwachten is het of de SUV Nitro binnenkort de concurrentie onrustig kan maken.
GM is intussen sterk aanwezig met de beterkope Koreaanse Daewoo’s. Maar gezien de mondiale automaker nummer één voor Europa niet langer het merkenrecht heeft moest men overschakelen naar Chevrolet (in de States beschouwd als auto’s voor Jan-met-de pet). Het blijkt ze geen windeieren te leggen. Interessant ook is de komst van de Cadillac BLS (Luxury Sedan Body). Een auto puur in Europa ontworpen en ontwikkeld en bij Saab in Trollhattan gebouwd. Een goed getekende auto met de beste kwaliteit-prestaties-prijs verhouding. Er zullen amper 20.000 exemplaren van worden gebouwd en het blijft dus een niche-model. Maar met een Cadillac rijden ligt nu nagenoeg in eenieders bereik. Blijft dan Ford, eveneens ooit sterk in Europa. Na het verval gooide het merk met het blauwe ovaaltje de handdoek. Met probeersels uit de jaren ’90 (Probe en Cougar) liep het bepaald niet snor. En van de cult-auto, tevens verzamelaarsobject, GT werden er 4.000 gemaakt. De verkoop werd wereldwijd gecontingenteerd en de kopers moesten, niet alleen financiëel, sterke papieren kunnen voorleggen. België kreeg er welgeteld één. Een aantal dat na veel weerwerk van onze importeur, werd verdubbeld. Intussen lopen er in ons land, samen met de twee via de grijze markt ingevoerde modellen, goed en wel vier. Al met al gaat de nieuwe start van Chrysler en GM met fraaie Amerikaanse (!) modellen niet onopgemerkt voorbij. Maar of ze nu reeds de zonzijde zien is zeer de vraag.