Als we over de Fiat 500 praten, over welke 500 hebben we het dan? Die van 1936, de Topolino (kleine muis) genoemd, of het kleine bolhoedje dat in 1957 gelanceerd werd, of de hippe 500 die 50 jaar later gelanceerd werd? Laat ons het hebben over de tweede 500, door Fiat gelanceerd als de 500 Nuova, bij ons ook wel bekend als het bolleke.
De eerste echte stadsauto
Deze ‘nieuwe’ 500 bood bij z’n lancering in ‘57 een gepast antwoord op wat Italië en vele andere landen toen nodig hadden. De steden werden groter, maar vooral chaotischer en drukker. Deze 500 ontpopte zich tot de eerste echte stadsauto. Elke vierkante centimeter werd optimaal benut. Kleiner kon haast niet, net geen 3m lang. Je kon hem overal parkeren of tussenwringen. Hij kreeg een luchtgekoelde tweecilinder in lijn van net geen 500cc (13pk), die zich goed liet horen. De eerste 500 (die van 1936) had de motor vooraan in combinatie met achterwielaandrijving. Bij de 500 Nuova van 1957 bevond de motor zich achteraan, met achterwielaandrijving. In de jaren ’50 werd gedacht dat deze opstelling het concept van de toekomst was, zo ook de VW Kever of de Renault Dauphine. Er rustte nauwelijks gewicht op de vooras, dus dat stuurde lekker licht, zeker in tijden dat er nog geen sprake was van stuurbekrachtiging.
Dante Giacosa
Deze 500 Nuova was alweer een ontwerp van de geniale Dante Giacosa. Een Italiaans technisch genie die nooit het design uit het oog verloor. Nu werkt een uitgebreid team bij het ontwerp van een nieuw model. Toen was dat één man die met volle overgave en enkele assistenten alle aspecten overschouwde en beheerste.
Op 4 juli 1957 werden de eerste exemplaren van de Fiat 500 Nuova aan het publiek voorgesteld. Dat gebeurde in de vorm van een heuse stoet Fiatjes 500 vanuit de Turijnse fabriek met telkens een schoonheidskoningin aan boord. Tegelijkertijd paradeerde in Rome een vergelijkbare stoet naar het Sint-Pietersplein. De 500 Nuova had meteen wereldwijde aandacht.
Sympathieke uitstraling
“Hoe komt het toch dat de Fiat 500 zoveel harten heeft kunnen veroveren?”Toch kwamen de verkopen moeizaam op gang. Fiat heeft altijd geprobeerd om mensen met een zeer bescheiden budget toch aan wat basic vervoer te helpen. Bij de lancering van de 500 Nuova betekende dat dus een zeer eenvoudige auto zonder verwarming, geen opendraaiende zijramen (in het warme Italië), zelfs geen achterbank. Fiat was van oordeel dat wie iets meer wou, terecht kon bij de hoger gepositioneerde Fiat 600. Van zodra er meerdere varianten op de markt kwamen, werd de 500 snel populairder dan z’n grotere broer 600. De 500 zag er gewoon beter uit, de proporties klopten beter, en hij was goedkoper.
Met een benzinemeter
Tijdens zijn lange carrière kreeg hij diverse updates en meer (euuhh) luxe. Bij z’n lancering had hij nog verkeerd scharnierende ‘suicide doors’. Vanaf 1965 werden dat klassiek scharnierende portieren. Hij kreeg meer chroom en motorvermogen en vanaf 1968 zelfs een benzinemeter.
Zoals bij elk succesnummer kwamen er ook enkele varianten: de Giardiniera (Italiaans voor tuinman) was een stationwagen. Bij de gewone 500 stond de 2-cilinder motor rechtop, bij deze stationvariant bevond de motor zich nog steeds achteraan, maar nu gekanteld (plat), zodat hij onder de vloer paste, een sterk staaltje van Italiaans technisch vernuft. Ook de sportieve variant mocht niet ontbreken: de Abarth, opgepept tot 40 pk. Veelal liet de sportieve chauffeur het kofferdeksel achteraan half open voor extra motorkoeling.
3,6 miljoen stuks
De 500 Nuova werd tot 1975 geproduceerd. En na 3,6 miljoen exemplaren opgevolgd door de hoekige 126, de laatste Fiat met de motor achteraan. Exact 50 jaar na de lancering van de Fiat 500 Nuova kwam hij terug in de vorm van een geslaagde retroversie, groter en hipper, en haast even succesvol.
Hoe komt het toch dat de Fiat 500 zoveel harten heeft kunnen veroveren? Waarom is hij één van de weinige auto’s die meerdere achteloze voorbijgangers het hoofd doet draaien? Is het de sympathieke uitstraling, de X-factor? De manier hoe die koplampjes naar de wereld kijken? Z’n mooie, elegante lijn? Het bolle kontje? Het karakteristiek pruttelgeluid als hij dapper komt langsgereden?