De Diablo volgde de Countach op als vaandeldrager van het merk. Net zoals de Miura werd deze door Marcello Gandini ontworpen, al was Chrysler niet onder de indruk van 's mans werk. Die zette daarop de eigen designploeg aan het werk om het ontwerp grondig bij te vijlen. Te scherpe kantjes werden naar de prullenbak verwezen, wat dan weer niet naar de zin van Gandini was. Die zou z'n tekeningen achteraf toepassen op de Cizeta-Moroder V16T.
De grote voorstelling was voorzien op september 1988, niet toevallig op de 25ste verjaardag van het merk. Zover kwam het echter niet. Toen duidelijk werd dat de vooropgestelde releasedatum niet zou worden gehaald, smeet men haastig nog een finale versie van de Countach op de markt. De inmenging van Chrysler liet Lamborghini-topman Emile Novaro niet ongemoeid. De man hernam zijn actieve status na een lange afwezigheid en gebruikte zijn aanzien om de Amerikanen in te tomen. Toch zette Chrysler nog even door en parkeerde men op het salon van Frankfurt in '87 een vierdeurs stijlstudie onder de lampen. De Portofino, een ‘Chrysler by Lamborghini' met zowel 'gewone' als tegengesteld openzwaaiende vleugeldeuren, werd door de pers én het personeel neergesabeld maar werd toch als inspiratiebron gebruikt voor de Dodge Intrepid.
Een andere misser zag in 1988 het licht op het salon van Turijn. Het onding heette de Bertone Genesis en kreeg een V12 ingelepeld. En dat voor een minibus. Zowel Chrysler als Lamborghini liet het model linksliggen.
De Diablo mocht uiteindelijk opdraven op 21 januari 1990, met een voorstelling die plaats vond in het Hotel de Paris in Monte Carlo. De nieuwe volbloed bleek een schot in de roos en geïnteresseerden waren er genoeg. De Diablo stond immers te boek als 's werelds snelste productiewagen en was in staat sneller te rijden dan 320km/u. Achter de stoelen lag een 48 kleppen tellende 5.7l V12 met dubbele bovenliggende nokkenassen en een computergestuurd multi-point injectiesysteem. De krachtcentrale versaste net geen 500pk en 580Nm koppel naar de achteras. Het sprintje naar honderd nam slechts 4,5 tellen in beslag.
De Diablo zat ook dikker in de kleren dan zijn voorganger, dankzij onder andere elektrisch bediende ruiten, een audio-installatie van Alpine en een volledige verstelbaarheid van het stuur en de stoelen. Op de optielijst prijkten een opwaardering van het audiosysteem (met CD-wisselaar en een subwoofer), een Breguet-klokje in het dashboard, een aangepaste kofferset en een bestuurderszetel op maat. ABS stond niet op het lijstje, maar werd achteraf dan toch geïntegreerd. Stuurbekrachtiging werd er in 1993 bijgesleurd.
Chrysler besloot kort op de bal te spelen. Met als resultaat een efficiënt netwerk van verdelers en een verbeterde service. Daarnaast werden de V12-motoren nog verder ontwikkeld om ook speedboten aan te drijven. In 1991 werd er meer dan 1 miljoen euro winst geboekt en de toekomst zag er rooskleurig uit. Maar dat mooie liedjes niet lang duren, kwam al een jaar later tot uiting. De verkoop slabakte en de erg kostelijke Diablo had moeite om Amerikaanse kopers te overtuigen. Chrysler zag de bui hangen en was het Italiaanse sportwagenmerk voortaan liever kwijt dan rijk.
Lamborghini: 50 jaar auto's > deel 1 > deel 2 > deel 3 > deel 4 > deel 5