De Renault 4 hield het midden tussen een hatchback en een break en was uitgerust met een bovenaan scharnierende achterklep. Niet verwonderlijk dus dat het model bejubeld werd vanwege zijn praktische bruikbaarheid. En gezien het feit dat hij drie decennia lang in de verkoopslijsten mocht blijven plakken, mag hij in de Auto55.be retrorubriek niet ontbreken.
Zo veel versies
Goed dertig levensjaren betekent natuurlijk talloze uitvoeringen. Al weken de Fransen gedurende de productieperiode niet of nauwelijks af van het basisontwerp. Wie bijvoorbeeld de R4 GTL ‘Bye Bye'- de laatste duizend R4's - met het in 1961 op de Salon de l'Automobile in Parijs voorgestelde showmodel met elkaar vergelijkt, snapt wat we bedoelen. Op technisch vlak werden er in de loop der jaren natuurlijk wel wijzigingen doorgevoerd. Terwijl de eerste R4's het met een kleine centrale met 747cc moesten zien te rooien - 603cc in geval van de uitgeklede R3 - liet de afscheidnemende editie 1.108cc optekenen, verdeeld over 4 cilinders. Niet dat er in dat laatste geval een sportief exemplaar voor de deur geparkeerd stond; de R4 bleef gewoon z'n comfortabele zelf, met inbegrip van een zachte vering en demping.
De vraag beantwoord
Aan de basistechniek moest sowieso niet worden geraakt om de immens populaire Renault aan de wensen van de gebruiker te laten blijven voldoen. Sinds de eerste ingebruikname beschikte het model immers al over een onafhankelijke wielophanging voorzien van torsiestaven, een constructie die de wielbasis aan de rechterzijde iets langer deed uitvallen dan aan de andere kant. Die asymmetrie was overigens goed op te merken. Het linkerachterspatbord bevatte links onderaan enkele centimeters meer plaatwerk dan aan de rechterzijde en velen dachten dat het een constructiefout betrof. Maar niets was minder waar. De ingreep was een vindingrijke oplossing om een vlakke bodem te creëren, wat bovendien meer interieurruimte opleverde (Renault deed het later nog, op onder meer de Renault 16). Ook voor de vlakke laadvloer was de versnellingsbak met drie verhoudingen op een ongebruikelijke plaats ingebracht: in het dashboard. De bak zelf was wel achterhaald. Aartsrivaal Citroën beschikte namelijk al over een transmissie met vier versnellingen voor de 2pk. Pas in 1968 kon de R4 over een vierbak beschikken. Die deed ook dienst in de Renault 5.
Een iconische op volger
“De Fransen weken tijdens de productieperiode niet of nauwelijks af van het basisontwerp”Vijf jaar na zijn 25-jarige verjaardag belandde de R4 voor de laatste keer onder het mes. Maar de concurrentie zat uiteraard ook niet stil en Renault bereidde dan maar z'n pensioen voor. Na 8.135.424 verkochte exemplaren en enkele verwijzingen in de geschiedenisboeken ging het licht definitief uit. Het merk had inmiddels wel een opvolger klaargestoomd. Die zou als Twingo door het leven gaan. Daarvan wordt de eerste generatie ook stilaan als een icoon aanzien.