Als antwoord op de Chevrolet Corvair Monza kwam Ford in 1962 met een conceptuele sportwagen op de proppen. Die moest zich onder meer vanwege zijn in het midden geplaatste motor van de concurrentie onderscheiden. Al weten we natuurlijk allemaal dat het uiteindelijke productiemodel in een compleet andere gedaante op de markt zou verschijnen. En met de motor voorin.
Groot kon je de Mustang I bezwaarlijk noemen. Hij nam slechts 3,92m bij 1,55m van de rijbaan in beslag en voor de wielbasis tellen we net geen 2,28m. Zijn koetswerk (uit aluminium, om overtollige kilo's tegen te gaan) was vastgenageld aan een stalen buizenframe en om de stijfheid te bevorderen maakten de stoelen deel uit van de structuur. De bestuurder kon zelfs de pedalen en het stuurwiel naar eigen goeddunken verstellen. Dat de auto zijn tijd vooruit was, bewijzen ook de aanwezige schijfremmen en de onafhankelijke wielophanging.
De krachtcentrale kwam van de Ford Cardinal en werd aan een viertrapstransmissie gekoppeld. Het betrof een 1,5l V4-motor (60°) die door twee in de zijkant gemonteerde radiatoren van koeling werd voorzien en in twee vermogensuitvoeringen in de Mustang I werd gelepeld. De straatversie was met amper 90pk gezegend, de race-uitvoering kreeg 110 paarden in stal. Beide werden door de personeelsleden van Troutman-Barnes uit het Californische Culver City in elkaar gestoken, die er drie maanden de tijd voor kregen. Het zijn exact honderd dagen geworden.
De naam van het beestje
Het was Fords hoofddesigner John Najjar die voor het concept van de middenmotor opteerde. Ook was hij verantwoordelijk voor de naam 'Mustang', die in eerste instantie naar de North American P-51 Mustang verwees en niet naar een paard. De man zag uiterlijke overeenkomsten tussen de auto en het in de Tweede Wereldoorlog succesvol gebleken gevechtsvliegtuig en ging ervan uit dat de gemiddelde Yank de hip klinkende benaming wel zou smaken. Hij kreeg geen ongelijk.
Binnenskamer werd er overigens met de codenaam 'Allegro' geschermd. De ontwerpers van dienst, die in hun vrije tijd wel eens een muziekinstrument ter hand namen, werkten voordien in loondienst bij General Motors en geheimhouding stond dus vanzelfsprekend hoog op de prioriteitenlijst genoteerd. De grondlegger van het ontwerp heette overigens Phil Clark, waarvan ook wordt gezegd dat hij de Mustang-typeaanduiding aan zijn oversten suggereerde. Dat zou hij gedaan hebben nadat hij wilde paarden spotte in Nevada en er enkel prachtige herinneringen aan overhield. Clark wordt in ieder geval als de bezieler van het immer bekende Mustang-logo gezien.
Op 7 oktober 1962 werd de Mustang I aan het publiek voorgesteld. Dat gebeurde tijdens de Grand Prix in Watkins, New York. Testrijder Dan Gurney gaf er de race-uitvoering de sporen en die deed amper onder voor de gemiddelde F1-wagen. In de jaren die volgden werd de Mustang I op verschillende evenementen tentoongesteld om de marketingmachine draaiende te houden. Maar de vierwieler kon slechts wisselende reacties opwekken. Het zette de Ford-top ertoe om in '63 de productieklare Mustang in de openbaarheid te brengen. De rest is natuurlijk geschiedenis.