In 1963 lanceerde Porsche de 911. Een sportwagen die, zoals zou blijken, tijdloos is. Intussen is het merk met dezelfde basisingrediënten - die natuurlijk niet vrij van evolutie en een enkele keer zelfs revolutie bleven - toe aan de 991. Toch is en blijft het model in de ogen van de eigenaars en fans gewoon de 911: het nummer van een legende met een rijke geschiedenis.
De voorgeschiedenis
In feite begint de historie voor Porsche al in de jaren '30, wanneer Ferdinand Porsche voor NSU een autoconcept tekent met een luchtgekoelde viercilinder boxermotor achterin. Een concept dat werd overgenomen voor de eerste echte "volkswagen", in de alom bekende vorm van de Kever. Meer dan 21,5 miljoen stuks werden ervan geproduceerd en de laatste liep pas op 30 juli 2003 van de assemblageband in Mexico. In 1944, nog voor de Kever een feit is, verhuist het Porsche-studiebureau van Stuttgart in Duitsland naar het Oostenrijkse Gmünd. Daar werd in 1947 de 356, een tweezits sportwagen met een centraal geplaatste motor gebouwd.
Daarna werd de 356 met de motor helemaal achterin gebouwd en gehomologeerd. Over een periode van 15 jaar - van 1948 tot 1965 - zo'n 78.000 stuks. In die tijd was dat een absoluut record voor een sportwagen.
In 1959 viel de beslissing om een nieuwe sportwagen te bouwen om de 356 op te volgen. Van Ferry Porsche, die intussen de leiding had overgenomen, kreeg Ferdinant Alexander Porsche - de kleinzoon van de oprichter - de opdracht een nieuw ontwerp te creëren. F.A. Porsche was toen 25. Na enkele schaalmodellen resulteerde dat in het 754 T7 prototype. Dat was een 2+2 die reeds enkele van de typische kenmerken zoals de platte snuit met verticale zijvleugels vertoonde. Het ontwerp werd afgewezen maar de 901, het definitieve ontwerp, was er wel van afgeleid. Bovendien voldeed dat model wel aan alle eisen die door Ferry Porsche waren gesteld; betrouwbaar, snel, geschikt voor dagelijks gebruik, sociaal aanvaard, een gespierder klinkende motor, meer rijcomfort en ruimte voor een golftas.
De eerste
In 1963 werd de 901 voorgesteld op het Autosalon van Frankfurt, maar omdat Peugeot bezwaar maakte tegen een aanduiding met drie cijfers en een nul in het midden werd het model omgedoopt tot 911. Een cijfer dat zou blijven hangen... Onder de kap achteraan zat een zescilinder boxermotor met bovenliggende nokkenassen en met een inhoud van 2l. Die atmosferische motor ontwikkelde 130pk en woog 184kg (koppeling incluis). Het motorblok en de cilinderkoppen waren vervaardigd uit licht metaal. Vanaf het begin werd echter rekening gehouden met een toename van de cilinderinhoud tot 2,7l. Met amper 130pk onder de kap haalde de 911 100km/u in 9 seconden en een top van 210km/u. Meer vermogen liet evenwel niet lang op zich wachten. In 1966 werd de 911 S voorgesteld met een vermogen van 160pk bij 6.600t/min. In 1967 werd het Bosch-injectiesysteem geïntroduceerd en steeg het vermogen naar 170pk. Maar ook die motor bleef maar een jaar in productie. Al in 1968 steeg de cilinderinhoud van 1991 tot 2195cc, wat de 911 S een vermogen van 180pk opleverde. In '71 werd de cilinderinhoud verhoogd tot 2,4l om te voldoen aan de emissienormen. Het vermogen van de 911 S was dan opgelopen tot 190pk.
De G-serie
Eind 1972 introduceerde Porsche een model met 2,7l motor en karakteristieke ‘eendenstaart' die in feite ontwikkeld was voor competitie. De Carrera RS 2.7 met 210pk. Daarmee duikt voor het eerst de naam Carrera op, nog zo'n blijver. De naam is afkomstig van de Carrera Panamericana, een wegrace door Mexico uit de jaren '50. In 1973 wordt de G-serie geïntroduceerd, die tot 1989 in productie zou blijven. Op dat ogenblik kreeg elke 911 de Carrera-motor, zij het met een beperkt vermogen, van 150pk voor de 911 en 175pk voor de 911 S. De evolutie gaat verder met een 3-liter motor met 200pk in 1975, uitgerust met K-Jetronic, een voor die tijd modern injectiesysteem dat een lager verbruik, gunstigere emissiewaarden en meer souplesse garandeerde.
930 - de Turbo
In 1974 introduceerde Porsche de eerste seriesportwagen ter wereld met een uitlaatgasturbolader. De 911 Turbo was geboren en had een hart dat maar liefst 260pk sterk was. In 1982 werd de bestaande coupé en Targa-modellijn aangevuld met een cabriolet. In 1983 leverde de Carrera 3.2 tot 231pk, maar dat vermogen daalde door de invoer van een katalysator naar 207pk om dan vanaf 1987 weer te stijgen naar 217pk. In 1988 werd de motor herzien om met een inhoud van 3,6l 250pk te leveren. Er kwam ook een RS 3.8 die 300pk sterk was; evenveel vermogen als de Turbo 3.3 uit 1977. En laat ons de 911 SC Safari vooral niet vergeten te vermelden.
964 - de bad boy
Voor modeljaar 1989 werd de 911 ingrijpend gewijzigd en gemoderniseerd. Voor het eerst werd vierwielaandrijving geïntroduceerd en daartoe moest de koetswerkbodem geheel nieuw ontwikkeld worden. Uiteindelijk werd 85% van de componenten onder handen genomen. Daardoor was er in feite sprake van een nieuwe generatie. De turboversie speelde een prominente rol in Hollywood-kaskraker Bad Boys en is daardoor ook bij de jeugd zeer populair geworden. In de film wordt er onder meer gegrapt over een gebrek aan bekerhouders in de - peperdure - sportbolide.
993 - tijdloos mooi
De 964 werd in 1993 opgevolgd door de 993, met rondere zijvleugels, ellipsoïde koplampen, harmonisch geïntegreerde bumpers en een uitklapbare spoiler op de motorkap. Achteraan zat een alweer geactualiseerde versie van de luchtgekoelde boxermotor, nu met een vermogen van 272pk en op het einde 285pk. Intussen ontwikkelde de Turbo een maximumvermogen van 408pk.
996 - de waterman
In 1998 werd de 996, die een jaar eerder werd voorgesteld, gecommercialiseerd. Na 34 jaar kreeg de 911 een echte, ingrijpende verjongingskuur, groeide het model fors en wijzigden de dimensies. Koetswerk en interieur waren ruimer dan voorheen, maar de 996 bleef een 2+2 met de motor achterin. Een positie die de modellen zeker tot de jaren ‘80 een bij tijden zeer uitgesproken en moeilijk controleerbare overstuurneiging opleverde waardoor de Carrera gold als één van de meest verraderlijke wagens. Een zaak die verrassend genoeg een voordelige invloed had op het imago, al is de grootste wispelturigheid sinds deze generatie verleden tijd. Minstens even belangrijk was Porsches beslissing om af te stappen van de luchtgekoelde boxermotor. De 3.4l boxer onder de kap van de 996 was 300pk sterk en watergekoeld. In 2002 werd, geheel in lijn met de traditie, de cilinderinhoud vergroot naar 3,6l en steeg het vermogen naar 320pk. Tegelijk werd ook het uiterlijk wat aangepast. In de lente van dit jaar nam het vermogen toe tot 381pk voor de GT3. De Turbo is dan al 420pk sterk.
997 - weer meer retro
In juli 2004 presenteert Porsche de 911 Carrera en 911 Carrera S van alweer een nieuwe generatie, intern aangeduid als 997. De door veel liefhebbers moeilijk verteerbare uitgebreide koplampunits van de vorige editie ruimen weer plaats voor ovale koplampen met helder glas, terwijl de richtingaanwijzers weer naar de bumper verhuizen. Een zaak waarmee de autobouwer weer meer teruggrijpt naar de modellen die hem op z'n stamboom vooraf gingen. De 3.6l boxermotor levert dan 325pk en een nieuw ontwikkelde 3.8l voor de ‘S' schopt het dan al tot 355pk. De Turbo duikt weer op in 2006, en wordt meteen de eerste benzinewagen met een variabele turbogeometrie. De 997 zal z'n klanten ook meer keuze bieden dan ooit tevoren. Op het einde van z'n carrière omvat de familie zo maar eventjes 24 modelvarianten. Porsche slaagt er duidelijk in om de klant almaar dieper in de buidel te laten tasten in ruil voor subtiele verschillen en luttele tienden in gehomologeerde sprinttijden.
991 - de beste of juist de slechtste ooit?
In 2011 ondergaat het model andermaal een flinke evolutie, al is dat ditmaal wat minder duidelijk aan de buitenzijde. De ontwerpers proberen de klassieke lijnen te vertalen naar een model dat qua afmetingen weer een flinke sprong maakt. De 991 gedoopte editie staat op een gevoelig toegenomen wielbasis, heeft een breder spoor, is hoger én langer. Ook ditmaal valt onderhuids heel wat nieuws te rapen. De 997 weegt minder, krijgt als eerste productiewagen ter wereld een handgeschakelde zevenversnellingsbak en ziet de cilinderinhoud van de instapper zakken tot 3,4l, het vermogen daarentegen met 5pk toenemen. Een veel geavanceerdere ophangingsgeometrie en sterk doorgedreven elektronische sturing (waarbij gestuurde motorsteunen onder meer reageren op het motormanagement) en de keuze voor een elektrische stuurbekrachtiging, worden de bij tijden eigenaardige karaktertrekken van de sportwagen met motor achterin, nu zo goed als volledig afgevlakt. Het maakt de 991 zonder meer de makkelijkst te besturen auto uit de ganse stamboom. Of dat ook automatisch de beste 911 oplevert, is onder liefhebbers stof voor discussie. Ze hebben tenminste wel weer een Targa 'zoals vroeger'...
Ferry Porsche omschreef de 911 als "de enige sportwagen waarmee je in Afrika een safari kan doen, Le Mans kunt rijden, je door de straten van New York kunt wurmen en rustig mee naar het theater kan gaan". Misschien gaat dat nog steeds op.