Hij wordt wel eens de mooiste auto ter wereld genoemd. Of tweede mooiste, als we eeuwige rivaal Jaguar E-type bij de kwestie betrekken. De O staat voor omologata of homologatie, en zo weten we meteen wat Ferrari met dit raspaard in gedachten had.
De Legendarische Giotto Bizzarrini
We schrijven 1960. Een klein team Ferrari-medewerkers, onder leiding van Giotto Bizzarrini, creëert een eerste prototype dat Papera wordt genoemd. Met een in het geheim ontwikkeld koetswerk en een aangepast onderstel, allemaal binnen de wettelijke bepalingen. Stirling Moss neemt het testwerk voor z'n rekening en na enkele ritjes op het circuit van Monza zijn de verbeteringen ten opzichte van de SWB Berlinetta en Sperimentale fors merkbaar.
Maar het project komt in november 1961 in gevaar nadat een belangrijk deel van de medewerkers - waaronder Bizzarini zelf - Ferrari verlaten. Als overgebleven stakker is Mauro Forghieri met de taak belast om de sportwagen voor het komende raceseizoen klaar te stomen. Hij gaat meteen aan de slag, met behulp van Moss en andere piloten, en voorziet de auto van spoilers en Wattstangen. De GTO krijgt uiteindelijk groen licht om de productielijn bezetten. In een zeer beperkte oplage.
24 februari 1962
Tijdens een perspresentatie schuift Ferrari zes verschillende racewagens naar voor, eentje daarvan is de 250 GTO. Het kunstwerk op wielen, door Carrozzeria Scaglietti naar de eindmeet gebracht, beschikt over een opgewaardeerde Tipo 168/62 Comp V12-motor met drie liter longinhoud, vergelijkbaar met de krachtbron uit de 250 Testa Rossa - die tot 9.500tpm mag worden opgejaagd. Als basis dient een evolutie van het 250 GT SWB-onderstel, wat best kan worden beschreven als een voorloper van het space frame. Men installeerde ook nieuwe remmen vooraan, verstelbare Koni-schokdempers, een stijvere ophanging en lager geplaatste assen en naven om de wielen aan te drijven. De sprinttijd is bepaald op een dikke 6 seconden, de topsnelheid op bijna 285km/u. Duizelingwekkend.
De binnenkant is spartaans; Van verwarming of geluidsisolatie is geen spoor terug te vinden en de enige demping komt van de dunbeklede sportstoelen. Een snelheids- en hodometer (om de afgelegde afstand te bepalen) hebben zich eveneens afgemeld. Een enkel luxe-artikel komt in de vorm van een Nardi-stuurwiel. De toerenteller werd bij Borletti/Veglia geleend - goed voor metingen tot 10.000tpm - en laat zich bijstaan door een kleine temperatuur-, brandstof- en oliedrukmeter.
Na de voorstelling volgt een stormloop, maar Ferrari heeft in geen geval massaproductie in gedachten en dus maken alleen de beste chauffeurs een kans om zich het 300pk producerende snelheidsmonster eigen te maken. De volbloed wordt nu eenmaal als een gevaarlijke machine bestempeld in de handen van een amateur. Het merk is verplicht minstens 100 voorbeelden in het daglicht te stellen om te voldoen aan de eisen van de Groep 3 GT-series, maar er zullen uiteindelijk slechts 39 250 GTO's boven de doopvond worden gehouden: 33 standaardmodellen, 3 met een vierlitermotor (330 - herkenbaar aan de bult op de motorkap) en nog eens 3 in '64 met een gewijzigd uiterlijk. Om de commissie te omzeilen spelen de Italianen overigens vals met de nummering door 'gaten' te laten tussen elke auto.
Uitdager
Na zijn officiële introductie voert de 250 GTO een driejarige en uiterst succesvolle kruistocht op de racepiste. Als heer en meester in zijn klasse doet hij meestal ook de leider van de hogere categorie naar adem happen. Zo geven landgenoot Olivier Gendebien en Amerikaan Phil Hill, de toenmalige F1-wereldkapioen, op 24 maart 1962 de sporen aan de 250 GTO tijdens de 12 Uren van Sebring. Aanvankelijk zijn de piloten niet opgezet dat ze niet meestrijden in de prototype-oorlog, maar al snel keert hun gemoedstoestand. De Ferrari verbaast vriend en vooral vijand door de 2e algemene plaats op te eisen, na de 250 Testa Rossa van Zwitser Jo Bonnier en - alweer een Belg - Lucien Bianchi (stierf in '69 door met zijn Alfa Romeo T33 Sportscar tegen een telefoonpaal te belanden tijdens testwerk in Le Mans. Achteraf werd de vierde bocht van het circuit van Zolder naar hem vernoemd, nvdr).
In Le Mans brengt de 250 GTO eveneens magie, door als 2e en 3e algemeen te eindigen, achter de Ferrari 330 TRI/LM. Op het einde van het seizoen gaan Jaguar, Chevrolet en Aston Martin in de tegenaanval en proberen ze de competitiebonzen er tevergeefs van te overtuigen dat de GTO geen echte GT is. Baten doet het echter niet. Volgens de organisatie kan de 250 GTO doorgaan voor een normale evolutie van de wijdverspreide 250 GT, ondanks de aanwezigheid van een vijfversnellingsbak en een dry sump-systeem. In '63 en '64 gaat de 250 GTO opieuw met de overwinning aan de haal in Groep 3, maar intussen is er al een nieuwe uitdager ogedaagd: de Daytona Cobra, geleid door de flamboyante Carroll Shelby en meteen de eerste auto die de GTO op de kniëen dwingt.