De Mercedes 300 SL, beroemd om z'n vleugeldeuren, verscheen in een nieuwe uitvoering op het Autosalon van Genève in 1957. Het merk antwoordde op de vraag naar een snelle open sportwagen met een dakloze versie van de 300 SL. De roadster (W 198 II) volgde de 300 SL coupé op. Die werd van 1954 tot 1957 gebouwd. In vergelijking met z'n voorganger had het model een hertekende neus en grotere, verticaal georiënteerde lenzen. De aandrijflijn was eveneens aangepast, maar de belangrijkste aanpassing bestond uit een hertekend space-frame. Dat maakte lagere deurdrempels mogelijk voor de vooraan scharnierende portieren.
De idee om de Gullwing te vervangen door een Roadster, kwam van Maximilian Hoffman. Hij importeerde Mercedes in de VS sinds 1952 en had reeds grote druk uitgeoefend op de Mercedes-directie om de 300 SL racewagen (W 194) tot een productiecoupé door te ontwikkelen. De zes-in-lijn van de sportwagen werd ook de basis voor de drieliter zes-in-lijn van de SL. Het was de allereerste benzinemotor met direct injectie. De motor leverde in die vorm (M 198) 215pk, wat een pak meer was dan de 175pk die het blok met drie valcarburatoren (W 194) opbracht. De Gullwing was een succes en in 1957 wou Hoffman niets liever dan dat verzilveren door ook nog eens een dakloze versie op de markt te brengen. Hij kreeg z'n zin.
Ondanks z'n nog steeds tot de verbeelding sprekende prestaties (een sprinttijd van minder dan 10 tellen), betreurden fans van het eerste uur het wegvallen van de vleugeldeuren. Er werd ook geclaimd dat de 300 SL te ‘soft' geworden was. De Gullwing was een onhebbelijke auto. De Roadster beschikte over zijruiten die gewoon geopend konden worden, een wegklapbaar stuur voor een goede toegang en een eenvoudig bedienbare stoffen kap. Bovendien woog het model met 1.330kg 35kg meer dan de coupé. En toen Mercedes in 1958 een hardtop introduceerde, woog die 75kg meer dan z'n illustere voorganger. Daardoor zakte de topsnelheid van 260 naar 250km/u. Het stond het succes niet in de weg. Hoewel de hardtop destijds een astronomische 1.500 Duitse Mark kostte, werd hij snel gegeerd. De Roadster zelf kostte bij z'n lancering 34.000 Duitse Mark.
De laatste 300 SL verliet de fabriek in Sindelfingen in februari 1963. Dat betekende niet alleen het einde voor het eerste SL-tijdperk bij Mercedes, het was ook het einde van een tijdperk in automobieldesign. De 300 SL roadster was de laatste Mercedes personenwagen met een separaat chassis. Tussen 1954 en 1957 waren 1.371 coupé's gebouwd, werden nog eens 29 stuks met een lichtmetalen koetswerk gebouwd en één exemplaar met een koets in polyester. Van 1957 tot 1963 werden 1.858 aan het repertoire toegevoegd. Vandaag is het één van de meest gegeerde klassieke Mercedessen...